Deze versie is aangepast voor online gebruik. De originele, vormgegeven versie kan je hier downloaden:
Georges Vande Winkel
In de tijdsspanne 1934-1937 publiceert Paul Lindemans in Eigen Schoon en De Brabander een artikelenreeks over de hoven van de abdij van Vorst (bij Brussel). In 2018 publiceren wij ons jubileumnummer over cartograaf, landmeter en mathematicus Philips de Dijn (+ Aspelare 1665). In de eerste helft van de zeventiende eeuw was De Dijn dé landmeter van het kerkelijk goed in de Denderstreek en West-Brabant. In die publicatie ook een bijdrage over de kaartboeken van Philips de Dijn voor de abdij van Vorst (1629-1638).[1] Het hof te Linthout (Schaarbeek) en een vijftal andere vóór de zeventiende eeuw verdwenen hoven laten wij hier uiteraard buiten beschouwing, maar als wij achteraf de lijst van de door Lindemans behandelde hoven vergelijken met de door ons behandelde kaartboeken dan had ons een merkwaardig hiaat moeten opvallen: voor het hof te Dilbeek is er in het Rijksarchief te Brussel geen legger noch een bijkomende kaart bewaard.
Dit had ‘einde verhaal’ kunnen zijn, maar in oktober 2019 bevraagt men mij over het bestaan van een kaartboek voor Dilbeek van de abdij Vorst, ooit (in de jaren 1950) in de collectie bij de Société des Bollandistes in Brussel, maar intussen zoekgeraakt …[2] Het hele verhaal deden wij elders al uit de doeken.[3] Hier enkel de hoofdmomenten van het zoekproces. Bij het afronden van zijn humaniora maakt Marcel Leys (Dilbeek) als eindwerk een historische studie van zijn woonplaats en krijgt via via daarvoor een kaartboek van Dilbeek uit de collectie van de Bollandisten mee naar huis. Andere tijden, andere zeden … Leys kan een zwart-witfoto van de kaart nemen en enkele kleurdia’s van kaart en bijhorende legger én bewaart dit materiaal keurig gedurende bijna zeven decennia. Voldoende materiaal om ons toe te laten het kaartboek 1633 te dateren en het als een product van Philips de Dijn te herkennen.
Schaduwzijde aan dit hele verhaal: het kaartboek is spoorloos, de Bollandisten vinden het niet meer terug … In ons artikel voor Eigen Schoon en De Brabander (redactie afgesloten einde juni 2020) moeten wij nog schrijven dat wij het raden hebben naar de oorsprong van dit verhaal over het verdwenen kaartboek. Intussen weten wij wel waarom deze stadslegende zich verspreidde, een stadslegende die gelukkig onwaar zou blijken. Wanneer Marc Carnier (Rijksarchief Leuven) in september 2017 op basis van de informatie van Marcel Leys inlichtingen vraagt bij de Bollandisten krijgt hij de ontmoedigende boodschap “Je suis assez sceptique quant à la chance de retrouver cette carte.”[4] Wanneer wij ons na een zoektocht langs Algemeen Rijksarchief en KBR (Koninklijke Bibliotheek Brussel) eigenlijk ten einde raad met net dezelfde info tot de Bollandisten wenden, krijgen wij nog dezelfde avond de geruststellende mededeling van Robert Godding, directeur van de Société des Bollandistes: “We have that book indeed: it is Ms. Boll. 1”.[5] Waarmee andermaal bewezen is dat het ontmoeten van the right person, at the right time, in the right place een wereld van verschil kan maken.
Uiterlijke beschrijving van het kaartboek
Wij gaven al aan dat een eerste blik op het beeldmateriaal uit de jaren 1950 ons overtuigde dat de kaart een werkstuk was van Philips de Dijn. Materieel en inhoudelijk onderzoek van legger en kaart tonen aan dat het kaartboek van Dilbeek thuishoort in de reeks kaartboeken van de abdij van Vorst, uitgevoerd door Philips de Dijn in de periode 1629-1638. Het uiterlijk van het kaartboek bevestigt dit alvast. De band is een wit perkamenten band op kartonnen platten van 50,5 op 30 cm. De andere vier bewaarde kaartboeken variëren in hoogte van 45 tot 50 cm op een breedte van ca. 30 cm.[6] Op het voorplat Dilbecke, een identificatie die op het achterplat wordt herhaald onder de vorm Dielbeeke. Het eigenlijke boekblok bestaat uit 15 niet genummerde, papieren folia. Alleen de folia 4r tot 11r zijn beschreven. Tussen de folia 2v en 3r is de perkamenten kaart ingebonden. Deze kaart meet 60,5 à 61 cm op 68,5 à 70 cm, maar is aan de rechterkant en aan de onderzijde ingeplooid over een breedte van 11,5 cm zodat zij – ingeplooid – perfect past binnen het boekblok.
Inhoud van de legger
De legger start pas op folio 4r en wel met de gebruikelijke proloog: “Gekarteert worden hier de Partijen van landen, weyden, beempden ende bosschen gheleghen te Dielbecke toebehoorende het Clooster van Vorst […]”. Vervolgens identificeert de opsteller zich als Philips de Dijn, gezworen landmeter en mathematicus in Brabant. Hij werkt “ten versoecke ende bevel vande Eerw. Vrouwe vrouwe Marie de Taije[7] Abdisse des voors. Cloosters van Vorst” en wordt betaald “door vrouwe Marie de Croij boursiere”. Dit alles speelt zich af in het jaar 1633. De Dijn besluit de proloog met de mededeling dat alles is “ghemeten met de roede van 16 voeten eenen sool maete van Dielbecke”.
Eerst aan bod komt het Hof te Dilbeek, het exploitatiecentrum van de abdijgoederen in Dilbeek: “Eerst gemeeten het hof te Dielbecke”. Vanuit dit hof worden de centraal gelegen percelen uitgebaat. Voor alle 28 percelen worden volgende elementen weergegeven: een unieke identificatie met nummer of letter, verwijzend naar de bijhorende kaart; een omschrijving van de ligging en het gebruik als akker, weide, bos, …; een opsomming van de aangelanden of belendende percelen; de oppervlakte. De legger eindigt met de gebruikelijke formule waarbij gezworen landmeter Philips De Dijn “in teecken der waerheyt van alle tgone voorseijt” met een sierlijke handtekening ondertekent “den .. september 1633”.
Beschrijving van de kaart
De perkamenten kaart van 60,5 à 61 cm op 68,5 à 70 cm is ingebonden tussen de folia 2v en 3r. Deze kaart vormt de cartografische neerslag van de legger en vertoont een aantal kenmerken die wij ook terugvinden bij de andere kaarten van Philips de Dijn voor de abdij van Vorst. Rondom de kaart een rand van bladgoud. Rechtsboven het wapenschild van de abdij: op een veld van zilver drie bomen waarvan de stammen door een kroon worden samengehouden. Het schild en de bijhorende spreuk “Forestum coronat” (Vorst/Het woud omkranst) verwijzen naar een vorst als gekroonde monarch, maar alluderen ook op fore(e)st, het Middelnederlandse woord voor woud of bos. Linksboven het wapenschild van abdis Marie de Taye. Als telg uit een Wemmels geslacht draagt zij het familiewapen, een kruis van keel op een veld van goud met in de rechterbovenhoek een merlet van sabel. Een merlet is een heraldisch wapendier waarvan de naam is afgeleid van merlette (Frans voor een vrouwelijke merel). Het is een gestileerde vogel zonder snavel of zonder poten. Vaak is het familiewapen vergezeld van De Tayes spreuk Martyrium tranquillum (Stil martelaarschap).
Twee andere cartouches krijgen een wisselende plaats al naar gelang het kaartbeeld. Op de kaart van Dilbeek prijkt rechtsonder de schaalstok van 50 roeden met in een cartouche de precisering: “Dese deelinghe hout inne vyftich roeden elcke roede van 16 voeten eene sool den voet van Brussel is om dese quaerte te meten 1633”. In de proloog van de legger en bij de legger en kaart van de Sint-Wivina-abdij van Groot-Bijgaarden zal De Dijn het met een gelijkaardige omschrijving hebben over de “Dilbeekse mate”. In een tweede cartouche links onder geeft De Dijn aan dat hij als “gesworen landtmeter ende mathematicus by de aertshertogen wijlent geadmitteert”[8] de goederen van de abdij van Vorst binnen Dilbeek heeft “gemeten ende gequaerteert”. Dit gebeurde in opdracht van abdis Marie de Taye. Deze verklaring signeert en dateert hij nog maar eens anno 1633.
Op de kaart zijn een vijftal grotere, architectonische elementen weergegeven: centraal het (neer)hof te Dilbeek (momenteel een Jeugd- en Gezinsboerderij van de Vlaamse gemeenschap[9]); de parochiekerken van Dilbeek en Itterbeek; twee kastelen, op de kaart aangeduid met de eigenaarsvermeldingen “Leyters Oeÿenbrugghe” en “S[ieu]r Clarisse”. Het eerste vormt eigenlijk het bij het neerhof horende hooghof, in de zestiende eeuw eigendom van de familie de Laistre /de Le(i)stre en later van de familie Oyenbrugge, tot in de zeventiende eeuw leenhouders van het gelijknamige leengoed en hof in Grimbergen. Dit goed, in latere tijden bekend als “le Petit Château” of “Klein Kasteel” is volledig verdwenen. Sieur Clarisse is in 1608-1652 dan weer kortstondig eigenaar van het ‘groot kasteel’. Dit wordt afgebroken in het derde kwart van de negentiende eeuw. Enkel de zogenaamde Sint-Alenatoren wordt bewaard als een folly in het park van het huidige kasteel van Dilbeek.[10]
Besluit
Wanneer Het Land van Aalst einde 2018 met een jubileumuitgave over Philips de Dijn zijn vijftigste jaargang afsluit, schrijven wij over de kaartboeken van de abdij van Vorst (Brussel): “Qua uitgestrektheid van het behandelde gebied en wat betreft de neerslag van het geleverde werk vormen de kaartboeken en kaarten van de abdij van Vorst […] de omvangrijkste opdracht binnen het hele werk van Philips de Dijn. […] Zijn opmetingen en cartografische verwerking situeren zich van 1629 tot 1638 en vinden hun weerslag op zo een 116 foliobladzijden verdeeld over 4 volumes en waarschijnlijk ging een vijfde volume verloren. De som van de behandelde percelen komt op 612.” Samenvattend spraken wij toen over “een ontzaglijk werk”, maar met het kaartboek van Dilbeek blijkt de verzameling kaartboeken van Vorst nóg uitgebreider te zijn.
Tegelijkertijd vult het Dilbeekse kaartboek ook een hiaat in binnen het oeuvre van De Dijn. Zijn kartering van de bezittingen van Vorst binnen het Land van Aalst (1629), in Galmaarden-Waarbeke-Tollembeek-Vollezele (1630), Waterloo-Zaventem-Watermaal-Bosvoorde (1632) en Bollebeek en omgeving (1632) werd blijkbaar pas in 1636-1638 gevolgd door het afsluitende orgelpunt, het kaartboek van Vorst zelf en Anderlecht. Het kaartboek van Dilbeek (1633) vormt een aannemelijke invulling voor het hiaat van de jaren 1633-1635.
Het overgrote deel van De Dijns kaarten is al ingescand door het Algemeen Rijksarchief. Tot onze grote tevredenheid wil Marc Carnier (Rijksarchief Leuven) zich inzetten om ook de kaart van Dilbeek in te scannen. Op termijn kan zo via Cartesius een enorme bron voor regionaal en lokaal onderzoek ter beschikking komen. De invalshoeken van waaruit de kaarten en bijhorende leggers kunnen bestudeerd worden zijn legio: landbouw in al zijn aspecten, architectuur, klederdracht, landschapsstudie, … en deze lijst is allesbehalve exhaustief.
Georges Vande Winkel
Heirebaan 107
9400 Ninove-Denderwindeke
vande.winkel.georges@gmail.com
[1] VANDE WINKEL Georges, Philips de Dijn en de benedictinessenabdij van Vorst (Brussel) : kaartboeken 1629-1638, – Het Land van Aalst, 70, 2018, (4), p. 55-74.
[2] Enige toelichting bij het genootschap van de Bollandisten op https://www.bollandistes.org/history/ (geconsulteerd op 7 oktober 2020).
[3] Zie daarvoor: VANDE WINKEL Georges, Het kaartboek van landmeter Philips de Dijn met de bezittingen van de abdij van Vorst in Dilbeek (1633), – Eigen Schoon en De Brabander, 103, 2020, (3), p. 249-251. Verder in die bijdrage (p. 252-267) ook de volledige beschrijving van het kaartboek.
[4] Mail Marc Carnier aan auteur dd. 20 september 2020 met in bijlage mails van september 2017.
[5] Mail van Robert Godding s.j. dd. 11 december 2019.
[6] VANDE WINKEL Georges, Philips de Dijn en de benedictinessenabdij van Vorst (…) , p. 55-74. Tenzij anders aangegeven, komen alle vergelijkingen met de toen bestudeerde kaartboeken uit dit artikel.
[7] Boursière Marie de Taye wordt op 10 december 1608 verkozen als vijfentwintigste abdis van Vorst. Op 25 januari 1609 wordt zij gewijd en zij zal in functie blijven tot haar dood op 28 juli 1637: Despy-Meyer A., Abbaye de Forest, – Monasticon belge. 4/1, Luik, 1964, 210.
[8] Albrecht en Isabella overleden respectievelijk op 13 juli 1621 en 1 december 1633. Na het overlijden van haar echtgenoot was Isabella enkel nog landvoogdes.
[9] Meer gegevens op Agentschap Onroerend Erfgoed 2020: Neerhof (online: https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/38962, geconsulteerd op 7 oktober 2020).
[10]Agentschap Onroerend Erfgoed 2020: Sint-Alenatoren (online: https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/38938, geconsulteerd op 7 oktober 2020).