Jeroen Schotmans waagt zich aan het oplossen van een oud raadsel: de oorsprong van de groeben of diepe kloven in het Neigembos (Meerbeke/Ninove). Traditioneel worden deze kloven toegeschreven aan het smeltwater tijdens het einde van de laatste ijstijd. In zijn artikel De ontstaansgeschiedenis van ravijnen onder oude bossen – studiegeval: Neigembos (p. 41-52) bewandelt de auteur een andere piste en onderzoekt de hypothese van een antropogene oorsprong. Daartoe analyseert hij 13 historische kaarten van de Romeinse tijd tot nu met aandacht voor bewoning, het wegennet, de grenzen (landsgrenzen, perceelsgrenzen), lege plekken (landbouw?) in het bos. Hij acht de menselijke invloed groot, maar verder onderzoek o.m. van de puinwaaiers aan de voet van de kloven is nodig om tot een definitief oordeel te komen. |
Dirk Van de Perre uit zijn Bezwaren tegen Van Droogenbroecks nieuwe toeschrijvingen en dateringen van de Vita Berlendis (p. 53-63). Die bezwaren, al een tiental jaar geleden geformuleerd, stellen vragen bij de datering, 1049-1051, en de identificatie van de opdrachtgever, Bisschop Gerard I van Kamerijk, en de auteur, abt Hugo van Lobbes, van de Vita Berlendis. De auteur acht vanuit zijn kennis van de Meerbeekse geschiedenis en van de Ninoofse abdij Van Droogenbroecks datering en toeschrijvingen onwaarschijnlijk en wil zo het debat over deze materie heropenen. Het artikel Bijdrage tot de geschiedenis van de Katholieke Arbeidersjeugd (K.A.J.) in Zottegem (1932-1958, 1975-1976) (p. 64-79) van Wouter Van der Spiegel is gebaseerd op interviews van de betrokkenen. Na een schets van het socio-economisch klimaat beschrijft de auteur de stichting en de werking van de K.A.J. van 1932 tot 1958. Bij de K.A.J. lag het accent niet zozeer op ontspanning, maar op religieuze vorming om aan de jonge arbeider een positief zelfbeeld mee te geven. Die religieuze vorming was tevens de reden waarom de K.A.J. in 1940-1945 actief kon blijven tijdens de Duitse bezetting. Een poging tot reanimatie van de beweging in 1975-1976 mislukte. |
In de rubriek IN DE KIJKER presenteert Geert Van Bockstaele een voorbeschouwing (p. 80-83) aan Het modern parochiearchief in het Land van Aalst doorgelicht, dat gepubliceerd wordt als nr. 3 van Het Land van Aalst EXTRA. Georges Vande Winkel signaleert in Topstukken uit Geraardsbergen en Ninove (p. 84-85) de bedevaartinsignes van Sint-Adriaan en Sint-Cornelius in het vernieuwde Clunymuseum te Parijs, en de erkenning van de grote De Dijnkaart van ca. 1620, waarop het grondbezit van de Ninooofse abdij in Ninove en Okegem gekarteerd is (Aartsbisschoppelijk Archief Mechelen) als ‘Vlaams Topstuk’. Tenslotte signaleert Wouter Van der Spiegel een vergeten schat op de zolder van het Aalsterse Sint-Martensinstituut (p. 86-87), met name een handgemaakte, gekleurde maquette van Aalst ca. 1640. Bekijk of download het nummer hier! |