Nummer vier van onze 74ste jaargang is zeer verscheiden van inhoud. Het vangt aan met een artikel van de archeologen Arne De Graeve en Wouter de Maeyer, getiteld Archeologisch onderzoek van een middeleeuws boerenerf. Outer, Stuypenberg (p. 137-150). Het gaat om de opgraving van een vrij groot terrein (8205 m2) in Outer-Lebeke, waar nu een hockeyveld met kantine is aangelegd. Het terrein paalt aan het vroegere Klein Herlinkhove. Er zijn sporen van een omwald woonerf aangetroffen met restanten van een doorlopende bewoning van de 9de tot de 12-13de eeuw. De plattegronden van de woningen worden besproken, het gevonden materiaal, waaronder mantelspelden, geanalyseerd, naast beenderresten in twee graven. De aard van het omgevende cultuurlandschap wordt eveneens in kaart gebracht. Daarop volgt een bijdrage van Steven Keymolen en Wouter Van Der Spiegel dat handelt over August Schollaert. Maestro van de muziek (p. 151-162). De Aalstenaar Schollaert (1893-1958) is opgegroeid in een arbeidersgezin en was van kindsbeen af muzikaal begaafd. Hij was al op jonge leeftijd dirigent en later muziekleider van de fanfare ‘Tot Heil des Volks’ en het orkest ‘De Vlaamsche Symfonie’. De fanfare trad op als publiekstrekker bij Daensistische manifestaties, later ook bij de Frontpartij. Schollaert was gedurende korte tijd beroepsmuzikant bij het leger en oefende daarna als zelfstandige het beroep uit van ‘noteur’, boeksteller en muzieksteller uit, dit wil zeggen dat hij de muziek arrangeerde en boeken (geperforeerde in harmonica gevouwen bladen) schreef voor de in zijn tijd populaire kermis-, dans- en caféorgels. Twee van die Aalsterse orgels worden uitvoerig besproken, dat uit het café ‘De Zwarte Kat’, thans in Japan, en het orgel ‘De Aalster Gavioli’, waarvan een exemplaar berust in een muziekmuseum in Utrecht. Een nostalgische terugblik op een stuk Aalsterse muzikale volkscultuur. |
Twee korte artikels van Dirk Van de Perre vervolgen. Het eerste Ninove en 28 juni van het jaar 822 (p. 167-168) herdenkt dat 1200 jaar geleden de naam Ninove (Neonifio) voor het eerst in een geschreven document voorkomt, toevallig een document dat een link heeft met de opgravingen in Outer-Lebeke. Het tweede Despauterius voorgesteld als de nieuwe Priscianus geeft een gelijkend voorbeeld uit dezelfde tijd. Georges Vande Winkel besluit dit nummer met een uitvoerige bespreking van het onlangs verschenen boek De heren en Prinsen van Steenhuize (p. 167-168). Vermelden we nog dat voor 2023 de prijs voor de gedrukte versie van het tijdschrift ongewijzigd blijft, dus vergeet niet het abonnementsgeld van 30 (gewoon lid) of 40 euro (steunend lid) te storten op onze rekening, en dat de elektronische versie vrij gratis toegankelijk is op onze website. |