Het verzet tijdens WO II blijft onderzoekers intrigeren. In dit nummer richt Gert De Prins de schijnwerpers op Jacques Geerinckx, Aalstenaar in de geheime oorlog, 1940-1943 (p. 129-149). Jacques werd in 1919 geboren als voorlaatste kind van Louisa Moyersoen, zuster van minister Romain Moyersoen, en de textielfabrikant Leon Geerinckx, in een gezin van zeven kinderen. Na zijn consulaire studies in Antwerpen en zijn legerdienst vertrok hij in 1935 naar Congo. Hij kwam in 1940 terug naar België. Opgeroepen voor zijn krijgsdienst, nam hij dienst in zijn vroegere eenheid, het 3de Luchtvaartregiment. Teruggedrongen door de Duitsers trok een deel van zijn eenheid zich terug richting Zuid-Frankrijk. Na de capitulatie keerde hij in juli 1940 terug naar Aalst. Via zijn broer Paul kwam hij in contact met het plaatselijke verzet. Vanaf dan is het verloop van zijn leven een waar detectiveverhaal. We vatten kort het complexe verhaal dat de auteur haarscherp uit de doeken doet in zijn grote lijnen samen. Hij werd ingeschakeld als gids bij het opzetten van ontsnappingslijnen voor vluchtelingen en militairen die via Frankrijk en Spanje Groot-Brittanië wilden bereiken. In augustus 1941 werd hij verantwoordelijk voor het begeleiden van een Engelse ontsnapte militair Thomas Farguhar. Die reis stokte in Perpignan. Terug in Aalst kreeg hij de opdracht twee Gentse verzetsstrijders, Benett De Ridder en Jean Delori, via Frankrijk en Spanje naar Engeland te smokkelen. Na een bewogen reis door Frankrijk, een gevaarlijke tocht over de Spaanse grens en opsluitingen in Spaanse gevangenissen, scheidden hun wegen. Geerinckx trok vervolgens alleen naar Gibraltar, dat hij op 18 juni 1942 bereikte, om vandaar met de boot door te reizen naar Engeland. Te Londen meldde hij zich aan bij het Belgisch leger, waar hij als geheim agent van de Belgische Staatsveiligheid werd ingeschakeld. Na een opleiding van enkele weken, hij moest o.m. oefenen in parachutespringen, werd hij, na een eerste uitgestelde missie, belast met een groot geldtransport en het overbrengen van geheime documenten voor de van zijn functie ontheven auditeur-generaal van het Belgische Krijgshof Walter Ganshof van der Meersch. Hij werd in de nacht van 13 op 14 mei 1943 met een militair vliegtuig gedropt in het noorden van de provincie Luxemburg, samen met de Luxemburger Max Brahms, die een missie in Luxemburg moest vervullen. Geerinck sprong het eerst, na hem Brahms. Brahms overleefde de sprong, maar Geerinckx, 29 jaar oud, niet, omdat zijn parachute had gehaperd. Zijn dode lichaam werd teruggevonden in het dorp Soy en werd daar op het kerkhof begraven. Het geld en de geheime documenten kwamen in handen van de Duitsers terecht. Pas in mei 1944 werd de familie via Maurice Mineur, een zwager van Jacques’ zuster, in kennis gesteld van zijn dood. Hij werd ontgraven, kreeg op 14 oktober een begrafenisplechtigheid in de Sint-Jozefskerk te Aalst en werd in 1947 bijgezet op het ereperk ‘Erkentelijkheid’ op het Aalsterse kerkhof. In 1954 werd de Square Jacques Geerinck nabij het familiedomein Terlinden naar hem genoemd. |
Het tweede grote artikel in dit nummer is van de hand van Dirk Van de Perre en bevat het derde en laatste deel van de geschiedenis van de Ninoofse hospitaalsite, Het nieuwe hospitaalcomplex met afzonderlijk rusthuis en ziekenhuis (1936- 2012/2024) (p. 150-172). In 1936 besloot het toenmalige COO-bestuur tot de volledige afbraak, behalve de kapel, van het oude hospitaalcomplex en de bouw op dezelfde site van een nieuw rusthuis en ziekenhuis. De ontwerper was de Antwerpse ingenieur-architect Jan De Braey, de aannemer de 24-jarige bouwkundig ingenieur Jan De Nul uit Aalst. Het rusthuis was klaar eind 1939, het ziekenhuis, begonnen in 1940, was pas in 1955 gebruiksklaar. Het ziekenhuis bleek te klein te zijn, zodat in 1963 beslist werd tot een uitbreiding, die er echter nooit zou komen. De Mechelse architect D.M. Peeters maakte van 1967 tot 1973 achtereenvolgens drie voorontwerpen, waarvan het laatste als definitief ontwerp bij de hogere overheid werd ingediend. In 1975 weigerde minister Jos De Saeger de nodige subsidiëring en stelde dat alleen een samenwerking met het onderbezette in 1937 gestichte vrije ziekenhuis van de zusters der H. Harten de oplossing kon brengen voor het tekort aan Ninoofse ziekenhuisbedden. |
Na de fusie van de gemeenten en de hervorming van de COO tot het OCMW werd een samenwerkingsakkoord uitgewerkt en planden beide ziekenhuizen samen de bouw van een nieuw ziekenhuis op een nieuwe site buiten de stadskern. In 1982 was het ontwerp van de Wilrijkse architect Louis Luyten klaar. Maar wegens een ziekenhuisbeddenstop van minister Dehaene kreeg Ninove opnieuw geen subsidietoezegging. Daarop volgde in 1988 de definitieve sluiting van het OCMW-ziekenhuis, wegens te klein. Het H. Hartenziekenhuis kreeg van het OCMW hun 50 erkende bedden cadeau op voorwaarde dat het personeel en de dokters werden overgenomen en het initiatief zou genomen worden voor de bouw van een nieuw ziekenhuis buiten de stadskern. Opnieuw werd Luyten aangesproken. In 1990 volgde de voorstelling van het voorontwerp. Maar een conflict tussen de zusters en de Raad van Beheer die het nieuwe ziekenhuis zou bouwen, kelderde dit voorstel. Uiteindelijk kozen de zusters in 1992 voor de uitbouw van hun eigen ziekenhuis, maar ook dit zesde ontwerp liep op niets uit. De fusie van het Ninoofse H. Hartenziekenhuis met dat van Asse bood slechts gedurende korte tijd perspectief, zodat uiteindelijk het Aalsterse O.L.Vrouwziekenhuis beide ziekenhuizen opslorpte. Als prijs diende het Ninoofse ziekenhuis zijn erkende bedden af te staan aan Aalst, zodat in 2001 het laatste Ninoofse ziekenhuis gesloten werd en alleen nog als Medisch Centrum zou functioneren. Het leegstaande OCMW-ziekenhuis, maar eveneens het rusthuis uit 1939, dat in 2009 wegens de bouw van een nieuw rusthuis aan de Centrumlaan zijn functie verloor, werden gesloopt in 2012-2013. Hiermee kwam een einde aan de meer dan 700 jaar lange sociale bestemming van de gronden van de hospitaalsite aan de Burchtstraat. Plannen voor herbestemming en renovatie van de site zijn thans gaande. In de rubriek In de kijker stelt Wouter Van der Spiegel onder de titel Politiek Aalst doorheen de tijd twee boeken voor (p. 173-174): Politiekers en Partijlokalen. Een stadswandeling langs historische politieke lokalen in Aalst-Centrum en Burgemeesters van Aalst. 700 jaar stadsgeschiedenis. Hierna volgen nog de gebruikelijke mededelingen vanwege het bestuur en de inhoudstafel van de stevige jaargang 76, die 180 pagina’s telt. |