Deze versie is aangepast voor online gebruik. De originele, vormgegeven versie kan je hier downloaden:
Inleiding
Het Gruuthusemuseum is kort geleden (zomer 2019) na een langdurige restauratie opnieuw geopend. Het is een toplocatie in Brugge. Dat er een relatie tussen de heren van Grimbergen en de heren van Gruuthuse is geweest, is bekend. Dat die relatie Grimbergen-Gruuthuse eigenlijk om de relatie van de heren van Pollare met Gruuthuse gaat en dat het wapenschild van de heren van Pollare (van Aa) een onderdeel van het 14de– en 15de-eeuwse wapenschild van de heren van Gruuthuse vormt, heb ik nog in geen enkele publicatie gelezen. Ook Lodewijk van Gruuthuse (1427-1492), de beroemdste telg uit het Gruuthusegeslacht, had een intense relatie met de Denderstreek. Het was ‘prins van Steenhuize’ en ‘heer van Voorde’.[1] Tijd dus om een en ander bij te stellen en de relatie Pollare-Gruuthuse onder de loep te nemen.
De complexe relatie van de heren van Pollare met die van Brugge/Gruuthuse houdt al langer mijn aandacht gaande. In 2014 poogde ik samen met Rudy van Elslande in het artikel De heren van Pollare in de 14de en 15de eeuw een eerste maal de puzzel op te lossen.[2] Toen had ik nog geen kennis van de Brugse oorkonden, waarin ik een aantal nieuwe gegevens vond. In mijn artikel De middeleeuwse geschiedenis van Pollare van 2017, maakte ik kennis met die Brugse bronnen op het moment dat de redactie van mijn artikel al in de eindfase zat en ik niet meer de tijd had om dit thema ten gronde uit te diepen.[3] Vandaar dat ik voor een derde en definitieve (?) keer dit thema behandel, maar nu niet als onderdeel van een groter geheel, maar specifiek toegespitst op de relatie van de heren van Pollare met die van Gruuthuse.
Wie met middeleeuwse genealogie bezig is, weet dat hij zich in een moeras begeeft, omdat in een familie veel personen gedurende generaties dezelfde naam dragen of eenzelfde persoon op verschillende manieren benoemd wordt, omdat de betrouwbare bronnen relatief schaars zijn en vooral omdat de bestaande genealogieën, gemaakt en ruim verspreid vanaf de 17de eeuw, ons beladen met een karrevracht aan fantasierijke stambomen, waaruit tot vandaag door genealogen rijkelijk geput wordt. Verwarring troef dus, ook wat de genealogieën van de geslachten ‘van Aa’ en ‘van den Gruuthuse’ betreft. Voor deze studie heb ik me vooral op oorkonden en de daaraan gehechte zegels gebaseerd, naast enkele andere primaire bronnen. Het raadplegen van zowel Brugse, Pollaarse als Grimbergse bronnen, wat in de bestaande genealogieën niet gebeurd is, bracht me er toe een en ander bij te stellen en nieuwe inzichten te formuleren over de relatie van de heren van Pollare en die van Gruuthuse.
De bestaande genealogieën
In alle genealogieën van de geslachten ‘Gruuthuse’ en ‘van Aa’,[4] die gemaakt zijn vanaf het begin van de 17de eeuw, komt één element steeds terug, namelijk het huwelijk tijdens de laatste decennia van de 13de eeuw van Gerard van Aa, heer van Grimbergen en Pollare,[5] met een dochter van Gildolf van Brugge, heer van Gruuthuse.
De oudste vermelding vind ik bij Aubertus Miraeus in 1630: Gerardus de A duxit Annam, filiam Geldolfi de Bruges, alias de Gruthuse.[6] Antonius Sanderus herhaalt in 1641: De vrouwe van Gruthuize …trouwde met Gerard van der Aa, Heer van Grimberge.[7] In 1724 verschijnt van de hand van Cristoffel Butkens Trophées tant sacrés que prophanes du Duché de Brabant, waarin de meest uitgebreide genealogie van het geslacht ‘van Aa’.[8] Ook hierin wordt het huwelijk vermeld van Gerard d’ Aa, sire de Grimberge met Catherine, dame de Gruthuse. Deze genealogie is bijgewerkt en gecorrigeerd in 1726. [9] Daarin wordt veel gewijzigd, maar blijft het huwelijk van Gerard van Aa met Katharina van Gruuthuse gehandhaafd. In zijn Histoire des environs de Bruxelles van 1855 geeft Alphonse Wauters een beknopte genealogie van het geslacht ‘van Aa’ en hij herhaalt die gegevens in zijn artikel Gruythuyse in Biographie Nationale.[10] Ook Wauters laat Gerard van Aa trouwen met Katharina van Gruuthuse, die hij ziet als een zuster of een dochter van Gildolf II van Brugge.
Bij de Brugse historici schrijft J. Gailliard in 1857 dat Gerard van Aa huwt met Anne van Brugge, erfdochter van Gruuthuse, dochter van Gildolf II van Brugge.[11] Uit dat huwelijk spruiten de broers Gerard II en Jan van Aa voort. Armand de Béhault de Dornon in zijn Études sur les Seigneurs de Gruuthuse van 1928 herhaalt, wat Gerard van Aa betreft, in grote lijnen hetzelfde als Gailliard, behalve dat de dochter van Gildolf II de naam Katharina draagt en ze drie kinderen heeft: Jan van Aa, heer van Gruuthuse, Gerard II van Aa, en Gildolf III.[12] Andries van den Abeele stelt in 2007 de tegenstijdigheden en ongerijmdheden vast in de bestaande genealogieën en doet een voorstel tot oplossing.[13] Hij ziet Gerard van Aa trouwen met de dochter van Gildolf II. De voornaam van de dochter laat hij open (Katharina, Marie of Anna). Haar broer is de kinderloze Gildolf III, zodat na diens dood Gruuthuse overgaat op zijn zuster. Bij Van den Abeele heeft Gerard van Aa slechts één zoon, Jan die het erfdeel van zijn vader (Grimbergen) en moeder (Gruuthuse) verenigt en de naam ‘van den Gruuthuse’ aanneemt. Over Pollare rept hij met geen woord. Deze versie is in 2011 overgenomen in het standardwerk over de Vlaamse adel van Frederik Buylaert.[14]
Anne van der Rest eindigt haar op oorkonden gebaseerde genealogie van La famille d’Aa rond 1300 met Gerard van Aa, heer van Pollare en Grimbergen.[15] Zij vermeldt geen naam van de echtgenote van Gerard, wat niet te verwonderen is, daar er geen enkele oorkonde voorhanden is, waarin de naam van de vrouw voorkomt.
Dat er een beslissend huwelijk van een van Aa (Pollare) met iemand uit het geslacht Gruuthuse (Brugge) geweest is, staat op basis van het 14de-eeuwse wapenschild van Gruuthuse als een paal boven water. Alleen blijft de vraag open wie met wie trouwde. Met deze nieuwe bronnenstudie hoop ik een stukje van de sluier op te lichten en richt ik vooral mijn oog op de positie van de heren van Pollare in dit verhaal, voor mij de sleutel om enige klaarheid te brengen in het onontwarbaar doolhof van hypothesen en veronderstellingen over huwelijken en afstamming, die al gedurende enkele eeuwen voor beide geslachten herhaald worden.
De bronnen over de heren van Gruuthuse (eerste helft van de 14de eeuw)
De oorkonden van de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Brugge over het geslacht Gruuthuse (1311-1357)
Het gaat om zeven originele oorkonden van de Onze-Lieve-Vrouwekerk en een eigentijdse kopie. Het is opmerkelijk dat naar deze oorkonden in de bestaande genealogieën bijna niet verwezen wordt.
1. Originele oorkonde met testament en laatste wilsbeschikking van Jan van den Gruuthuse, gedateerd de zaterdag na het feest van Sint-Martinus (11 november) 1311.[16] Er zijn nog fragmenten van zegels aanwezig, maar dat van Jan ontbreekt. Het uitgebreide testament is uitgevaardigd voor zijn zielenheil en dat van zijn voorouders. In de eerste beschikking bepaalt hij dat hij genoegdoening wil gegeven aan zijn rechtmatige schuldeisers en die van zijn moeder. Onder die schuldeisers den here Janne Ubrechte den Ouden veertich pont par. van borechtuchten (borgtochten) over Janne Walkiere minen broeder daer ic mine scult of makede, ende daer hi minen lettren of heeft. Hij verkiest zijn graf in het koor van de Onze-Lieve-Vrouwekerk voor den ministere zetele. Bij het jaargetijde van zijn moeder, de avond voor het feest van Sint-Martinus, voorziet hij een maaltijd (reeftre) voor het commuun. Hij doet een grote gift van zestig pond parisis voor het commuun en bedeelt in ruime mate andere Brugse kerken, kloosters, hospitalen en privépersonen met een gift. Hij stelt drie testamentuitvoerders aan, waaronder als eerste minen here Ghildolve minen broeder en daarnaast meestre Philippe van der Elst ende meestre Lambrechte den Moer. Van dit testament is een kopie gemaakt, authentiek verklaard door de officialiteit van het bisdom Doornik, gedateerd de zondag na het octaaf van Lichtmis (2 februari) van het jaar 1329 (n.s.).[17]
2. Origineel stuk, gedateerd op de zaterdag na Lichtmis van het jaar 1314 (n.s.), met een verklaring van Niclais, provost ende capitel onser Vrowenkerke in Brucghe.[18] Daarin wordt gezegd dat het kapittel van enen edelen man ende enen werden minen here Ghildolve here van den Gruuthuse ende van Zomerghem zestig pond parisis ontvangen hebben ten behoeve van het gemeen van de kerk, voortkomend uit het testamente van enen edelen man ende vroeden Janne van den Gruuthuse, broeder was mins here Ghildolfs vorseit.
3. Origineel testament van Ghildolf van Brugghe, ruddere, here van Gruuthuise, gedateerd 4 april 1329 (n.s.).[19] Gildolf regelt daarin uitgebreid een aantal jaargetijden met de proost en het kapittel van de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Eerst bepaalt hij dat jaarlijks de som van 54 gulden ter beschikking zal gesteld worden en duidt in detail aan welke gronden daartoe met een jaarlijkse rente zullen belast worden. Vervolgens legt hij de gedetailleerde schikkingen vast hoe de jaargetijden van zijn vader, moeder en overleden broer Janne vanden Gruuthuse onsen lieven broeder, daer God de ziele of hebben moete, moeten verlopen. Uitdrukkelijk wordt daarbij verwezen naar diens testament. De diensten moeten gehouden worden in de Onze-Lieve-Vrouwe- en de Sint-Katelijnekerk, beide gelegen naast een Gruuthusewoonst. Zijn zoon Jan wordt als zijn testamentuitvoerder aangesteld: so hebben wi versocht en gebeden onsen waerden zone Janne van Gruuthuise onse naeste ende baerblikenste hoyr dat hi des vors. vorworden jof belof beloven zoude te houdene ende te vulcomene over hem ende over sijnen hoyr. Jan, die meerderjarig is (sine jare hebbende) is getuige bij de bezegeling van het testament met het grootzegel van Gildolf. Van dat zegel, gehecht aan de oorkonde, is alleen een stuk voorhanden met daarop het wapenschild van Gruuthuse (het kruis).[20]
4. In een oorkonde van 1 juli 1333 wordt onder de discretis viris als eerste getuige Ghidulpho, filio domini Ghidulphi de Gruuthuse, militis vernoemd bij de regeling voor een publiek notaris van een conflict tussen de scholaster van de Onze-Lieve-Vrouwekerk en de rector van het koor van de Sint-Salvatorkerk, waarbij ook de prior en het convent van de Brugse dominicanen betrokken is.[21]
5. Op 6 juli 1338 is bij de regeling van het testament van Gildolf voor een publiek notaris in de kapittelzaal van de Onze-Lieve-Vrouwekerk zoon Jan van den Gruuthuse aanwezig: Johanne, dicto de Gruuthuse, milite. Gildolf wordt vermeld als vir quondam Ghidulphus de Gruuthuse, miles, pater dicti Johannis.[22]
6. Op 25 oktober 1339 is voor een publiek notaris een originele oorkonde opgemaakt van een jaarlijkse rente van 36 pond aan de ontvanger van het commuun van de Onze-Lieve-Vrouwekerk met uitgebreide opsomming van hun eigendommen waarop die moet bezet worden.[23] Die rente wordt geschonken door de nobilis vir dominus Johannes de Gruuthuse miles, dominus de Gremsberghe et de Pollare et domina Margareta de Ghistella, domina de Gruuthuse, eius uxor legitima. De oorkonde is opgemaakt te Brugis in domo inhabitationis dicti domini Johannis ac domine Margarete eius uxoris apud Gruuthuse. Een akte met dezelfde inhoud is diezelfde dag eveneens verleden voor de schepenen van de Stad Brugge voor wie verschenen zijn miin here Jhan van den Gruuthuse, ruddere, here van Gremsberghe ende van Pollare, ende Margriete van Ghistele, vrouwe van den Gruuthuse, siin wijf[24] Aan deze oorkonde is samen met enkele andere het zegel van Margriet van Gistel bevestigd. Op het beschadigde randschrift is te lezen: S. MAR (GARETE DE) GHISTELLE DNE (DE GR)UUTHUSE. Het schild is in twee helften verdeeld met links (vanuit het standpunt van de kijker) het wapen van haar man (gevierendeeld Gruuthuse en van Aa) en rechts dat van haar (Gistel).[25]
7. In een eigentijdse kopie van een oorkonde van 4 januari 1357 (n.s.) verkopen Margriete van Ghistele, vrouwe van den Gruuthuse ende van Gremberghe ende Jhan, here van den Gruuthuse ende van Gremsberghe, ruddere, zone van der vorseider vrouwen een som geld aan hun neef Janne van Ghistelle, zone here Philips.[26]
Twee diplomatieke oorkonden met het zegel van Jan II van den Gruuthuse (1336 en 1339)
We beschikken over twee niet-Brugse oorkonden met het zegel van Jan van den Gruuthuse, een van 31 maart 1336 en een van 3 december 1339.[27] Op beide zegels staat het gevierendeelde wapenschild Gruuthuse-van Aa met het randschrift: Sigillum Johannis de Gruuthuse, domini de Grimberghe et de Pollaer, militis. Bij beide oorkonden gaat het om een verdrag tussen Vlaanderen en Brabant, waarbij Jan van Gruythuyse, heere van Ha onder de Vlaamse edelen gerangschikt is en dus als leenman van de graaf en niet van de hertog optreedt.[28] Dat Jan van den Gruuthuse die figureert in de genoemde oorkonden van 1336 en 1339 te identificeren valt met Jan (II) van den Gruuthuse uit de Brugse oorkonden van 1339 is duidelijk. In de drie oorkonden is hij heer van Grimbergen en Pollare.
Het grafschrift van Katharina, dochter van Gildolf (III) van Brugge (1342)
J. Gailliard vermeldt in zijn werk Bruges et le Franc (1857) een “Catherine van der Aa, femme de Jean van Axele, qui décéda en 1442 et fut inhumée à Ste-Claire lez-Gand.” Hij vermeldt Guidolphe van der Aa”, baljuw van Dendermonde (1378) en van Aalst (1388) en “Catherine Kemps dame de Wellecomme” als de ouders. Hun huwelijkscontract is volgens Gailliard in 1406 afgesloten. Maar Gailliard geeft geen bronnen aan.[29]
Onlangs vond ik in een handschrift van de Universiteitsbibliotheek van Gent de tekst van het grafschrift waarop Gailliard zich vermoedelijk steunde:[30]
int’ clooster van Ste Claren
buten Ghendt nu tot den gronde gheruijneert in de leste kerckbraecke –
in de capelle van Ste Claren op copere int’ latijne: hic jacet domina Catharina quondam domina de Axella, f[ili]a d[omi]ni Guidolphi d[omi]ni de Gruuthuse de Brugis militis, uxor quondam nobilis viri d[omi]ni Joannis de Axella militis, soror ordinis Sanctæ Claræ in extremis, quæ obiit anno 1342, 11. die ante Nativitatem Joannis Baptistæ,[31] cujus a[n]i[m]a per m[isericord]iam omnipotentis Dei requiescat in pace. Amen.
Dat zij een dochter van Gildolf (III) van Brugge wordt genoemd, is een verrassend gegeven, omdat geen enkele andere eigentijdse bron het bestaan van die dochter vermeldt. Het handschrift bestaat uit drie boeken, is anoniem, 18de-eeuws en van één hand.[32] De inhoud gaat terug op notities en geschriften van wapenheraut Cornelius Gailliard (ca. 1520-1563). Het handschrift is gebruikt als basis voor de tekstuitgave van de grafschriften van Gailliard door baron de Béthune, waarin echter dit grafschrift uit de Gentse clarissenkerk niet is opgenomen.[33] Cornelius Gailliard heeft zijn grafschriften verzameld tussen 1558 en zijn overlijden in 1563. Vermoedelijk heeft het ‘nu’ van het geruïneerd zijn van de kerk betrekking op de Beeldenstorm, die te Gent plaats vond in 1566. Marcus van Vaernewijck vermeldt inderdaad de verwoesting van de kerk door de geuzen.[34] Nu zijn er aan de teksten van Gailliard in het begin van de 17de eeuw nog elementen toegevoegd voor de Gentse kerken. Deze toevoegingen zijn als teksten van Gailliard zelf in dit handschrift overgenomen, waardoor de vermelding dat de kerk nu ten gronde verwoest is tijdens de laatste kerckbraecke (beeldenstorm) verklaard kan worden. De conclusie trekken dat de tekst van het grafschrift niet van Gailliard kan zijn, is dus voorbarig. De tekst met de grafschriften is nog opgesteld vóór de Beeldenstorm tijdens het leven van Gailliard, de tekst over de verwoesting is een latere toevoeging.
De koperen grafplaat is aangebracht na de dood van Katharina en haar man, gelet op het gebruik tot tweemaal toe van het woord quondam. Katharina is bij het naderen van de dood (in extremis) ingetreden in het klooster om daar in kloosterhabijt te sterven, wat toen een gangbare praktijk bij de adel was. Hoeveel tijd er verlopen is tussen het maken van de koperen grafplaat en de dood van Katharina en hoe goed de samensteller van het grafschrift de familiale afkomst van Katharina kende, blijft een open vraag.
Wat met de datum 1442 in de geciteerde tekst van J. Gailliard? Is dit een schrijffout of paste hij de datum aan om hem te doen kloppen met de andere gegevens? Dat 1342 de meest plausibele datum is voor de dood van Katharina kan hieruit worden afgeleid dat in 1339 de heerlijkheid Pollare nog in het bezit van Jan II van den Gruuthuse was, maar kort daarop in dat van het geslacht ‘van Axel’ (daarover verder). Een huwelijk in de eerste decennia van de 14de eeuw van Katharina van Gruuthuse met een heer van Axel maakt deze bezitsoverdracht verklaarbaar.
Een terugblik op de bronnen
Jan van den Gruuthuse legt zijn laatste wil vast in 1311. Alleszins is deze Jan in 1314 al overleden. In de oorkonde van 1311 is sprake van zijn broer Gildolf en van een andere (schoon)broer Jan Walkiere.[35] De moeder van Jan is overleden en een vrouw of kinderen van Jan worden niet vernoemd. Gaat het om een jong gestorven kinderloze broer van Gildolf? Naar het wapenschild van Jan hebben we het raden. Zijn begraafplaats in het priesterkoor van de kerk wijst op zijn voorname status, zijn talrijke giften op een aanzienlijke rijkdom. De genoemde Gildolf, heer van Gruuthuse, heeft naast zijn broer Jan, nog een zuster, die gehuwd is met Jan Walkiere.[36]
Gildolf, heer van Gruuthuse en Zomergem, voert in 1314 een deel van het testament van zijn overleden broer Jan uit. In 1329 stelt Gildolf, ridder en heer van Gruuthuse, zijn eigen testament op. Daarin komen twee personen met de naam Jan van den Gruuthuse ter sprake, zijn overleden broer en zijn zoon. Deze laatste is zijn ‘naaste en klaarblijkelijke’ erfgenaam. Een vrouw of andere kinderen worden niet vernoemd. In 1333 is Gildolf, zoon van ridder Gildolf, nog in leven, maar in 1338 wordt hij als overleden vermeld. De Gildolf in de oorkonden van 1311, 1314, 1329, 1333 en 1338 blijkt één en dezelfde persoon te zijn. Hij is de laatste met die voornaam uit een ononderbroken reeks heren van de Brugge uit de Gruuthusefamilie. Wij betitelen hem als Gildolf III en volgen daarin de bestaande genealogieën. Hoeveel voorvaderen met de naam Gildolf hem zijn vooraf gegaan, is moeilijk uit te maken. Een ridder Gildolf, voor ons Gildolf II, is geattesteerd in 1287.[37] Deze moet alleszins onderscheiden worden van ridder Gildolf van Brugge (voor ons Gildolf I) van wie in 1270 Gisela de weduwe is.[38] Het bestaan van drie generaties ridders en heren van Brugge met de voornaam Gildolf lijkt acceptabel.[39] De namen van de echtgenotes is een andere kwestie. Gertrude van Asse, verwant met de heren van Grimbergen, wordt doorgaans als de echtgenote van Gildolf II vermeld?[40] Gisela is gehuwd met Gildolf I. Maar wie is de vrouw van Gildolf III?
De centrale vraag is of Jan van den Gruuthuse, in oorkonden van 1336 en 1339 betiteld als heer van Grimbergen en Pollare, te identificeren valt met diegene die in 1329 door Gildolf III zijn zoon wordt genoemd? In 1339 is Margriet van Gistel, vrouwe van Gruuthuse, de echtgenote van deze Jan.[41] Hij bewoont het Gruuthusehuis bij de Onze-Lieve-Vrouwekerk, wat bevestigt dat hij de erfenis van Gildolf III heeft ontvangen en hij dus de door deze als zijn erfgenaam aangeduide zoon is. Margriet van Gistel heeft een zoon Jan van den Gruuthuse, heer van Gruuthuse en Grimbergen, die in 1357 samen met haar vermeld wordt. Terwijl zijn vader nog heer van Pollare is, is dit niet meer het geval bij de weduwe en haar zoon.[42]
In de periode 1311-1357 komen in de Brugse oorkonden dus drie personen met de naam Jan van den Gruuthuse voor. Het gaat respectievelijk om de broer (Jan I), de zoon (Jan II) en de kleinzoon (Jan III) van Gildolf III van Brugge. Uit het grafschrift in de Gentse clarissenkerk blijkt dat Gildolf III van Brugge ook nog een dochter Katharina heeft, die getrouwd is met Jan van Axel.
Cruciaal is de vraag hoe het te verklaren is dat Jan II van den Gruuthuse tegelijkertijd zoon van Gildolf III en heer van Grimbergen en Pollare kan zijn.
De 13de– en 14de-eeuwse bronnen over de heren van Pollare (‘van Aa’), later de heren van Pollare-Grimbergen
Het adellijk geslacht ‘van Aa’ heeft zijn wortels in Anderlecht en is dus in oorsprong geen Vlaams maar een Brabants geslacht. De hoofdtak daarvan wordt vanaf midden 12de eeuw vermeld als heren van Pollare (bij Ninove), gelegen in het graafschap Vlaanderen, waar de heren bij de Dender een burcht hebben, er resideren en zich naast ‘van Aa’ ook ‘van Pollare’ zijn gaan noemen.[43] Pollare en Grimbergen vormen pas later één dominium door het huwelijk van Walter van Aa, heer van Pollare (1215-1236), met Oda van Grimbergen. Voor Grimbergen betreft het slechts de helft van de heerlijkheid, want rond 1200 is die heerlijkheid in twee delen gesplitst. De ene deel komt in handen van de oudste zoon Gerard III, die zich ‘van Grimbergen’ blijft noemen en de andere deel gaat naar de jongere broer Arnold III, de vader van Oda.[44] Uit het huwelijk van Oda van Grimbergen met Walter van Aa wordt Leonius van Aa geboren, die in de burcht van Pollare resideert en geattesteerd wordt van 1240 tot 1268.[45] In 1240 en 1241 is Leonius nog minderjarig.[46] Deze Leonius heeft uit een eerste huwelijk een dochter Alicia, die in 1256 minderjarig is.[47] Zijn eerste vrouw Katharina is toen al overleden. Daarna huwt Leonius met Imaine, weduwe van Philips van Boelare.[48] Omdat in september 1257 Leonius optreedt als echtgenoot van Imaine en voogd van Aleidis, een dochter uit Imaine’s eerste huwelijk, moet de echtverbintenis van Imaine met Leonius kort vóór die datum zijn gebeurd.[49] Imaine wordt in 1266 en 1268 nog vermeld als zijn echtgenote.[50] In april 1270 (of 1271 n.s.) vaardigt zij een oorkonde uit als dame de Poller, wat er op wijst dat haar man overleden is.[51] De laatste oorkonde van Leonius dateert inderdaad van 1268.[52] In 1281 blijkt domina (Imaine) van Pollare nog in leven te zijn.[53]
Een Leonius van Aa, die van 1256 tot 1293 vermeld wordt in oorkonden die betrekking hebben op Sint-Pieters-Leeuw en die door Jan van Heelu bewierookt wordt om zijn moed in de Slag bij Woeringen (1288), is volgens Van der Rest de zoon van Arnold van Aa, broer van Leonius van Pollare, en dus de neef van deze laatste en niet diens zoon, wat Alphonse Wauters veronderstelt.[54]
In 1270 komt de naam Gerardus, filius domine de Pollers voor het eerst voor.[55] Hij is de zoon van Leonius en Imaine. Gerard van Pollare is in 1288 eveneens aanwezig in de Slag bij Woeringen en wordt er tot ridder geslagen.[56] Deze Gerard wordt door Alicia, vrouwe van Liedekerke en Breda, in haar testament uit 1294 haar broer genoemd.[57] Van 1283 tot 1298 wordt hij herhaalde malen in oorkonden vermeld, meestal als Gerard van Aa, heer van Grimbergen (1283, 1287, 1288, 1290, 1291, 1295, 1298) als heer van Grimbergen en Pollare (1293, 1295, 1296), als heer van Pollare (1288, 1293) als Gerard van Pollare, heer van Grimbergen (1293).[58] De naam van zijn vrouw wordt nooit vermeld. Al deze oorkonden hebben betrekking op de regio Grimbergen en de Ninove-Pollare, nooit op Brugge. Zijn wapenschild is hetzelfde als dat van zijn vader met op de achtergrond een leeuw en in het schild het kenmerkende schuinkruis van het geslacht ‘van Aa’.[59] Zijn juiste sterfdatum is niet gekend, maar zijn laatst gekende oorkonde dateert van 1298.[60] Volgens de 16de-eeuwse wapenheraut Cornelius Gailliard is hij begraven in het koor van de Sint-Christoffelkerk van Pollare, waar de grafplaat wegens de ouderdom moeilijk leesbaar is geworden.[61] Gerard en zijn vrouw worden herdacht in de Ninoofse abdij op 5 september: domini Gerardi de Aa, domini de Grimbergis et de Polaer et uxoris eius.[62] Op 4 september staat zijn gedachtenis eveneens genoteerd in het necrologium van de abdij van Grimbergen: domini Gerardi de Aa, domini de Pollaer et Grimbergis.[63]
Deze Gerard van Aa moet onderscheiden worden van zijn broer Walter van Aa, ook Walter van Pollare en later Walter van Outer genoemd, die echter geen heer van Pollare is geweest. Deze Walter wordt van 1281 tot 1295 vermeld als heer van Outer en Zandbergen.[64] Zowel Pollare en Grimbergen als Outer en Zandbergen[65] waren onderdeel van het erfgoed van Leonius van Aa. Na diens dood is het patrimonium in twee delen gesplitst: Grimbergen-Pollare voor Gerard, vermoedelijk de oudste zoon, en Zandbergen-Outer voor Walter, die huwt met Mathilde van Welden.[66] Walter en zijn jong gestorven zoon Walter worden gememoreerd in het Ninoofse abdij op respectievelijk 21 en 11 augustus.[67] Zijn nakomelingen zijn zich ‘van Outer’ gaan noemen. Walters zegel vertoont op de twee oudste exemplaren de gebroken vorm van het klassieke schild van ‘van Aa’ met bovenaan een barensteel met vijf hangers. Zijn zegel van 1291 vertoont het schuinkruis, maar versierd met vijf bloemknoppen één op de kruising en de andere vier op het uiteinde van de kruisarmen.[68] Dit wapenschild vinden we terug in de 14de eeuw bij de kasteleinen van Ieper, die met de tak Outer-Welden door huwelijk verbonden zijn.[69]
Maar blijven wij bij de tak van Gerard I van Aa, heer van Pollare en Grimbergen. Had deze Gerard een nageslacht? Een Gerarde van Aa, zonder verdere specificatie, is medeondertekenaar van het Charter van Kortenberg in 1312. Volgens de meeste interpretatoren gaat het om de zoon, Gerard II van Pollare.[70] Meer houvast biedt ons het obituarium van de abdij van Grimbergen. Daar wordt op 24 mei domini Gerardi de Aa, domini de Grimbergis et de Pollaer gememoreerd. Gelet op de bestaande herdenkingsdag van Gerard I op 4 september, moet deze commemoratie op Gerard II slaan.[71] Deze Gerard II huwde met Elisabeth van Leefdaal, de oudste dochter van Rogier van Leefdaal.[72] Dat huwelijk bleef kinderloos. Elisabeth ging nog een ander huwelijk aan met Willem van Petershem. Zij overleed vermoedelijk in 1347 enwerd met Willem van Petershem begraven in de cisterciënzerinnenabdij van Hocht (Limburg). Zij wordt samen met haar twee echtgenoten gecommemoreerd in de abdij van Grimbergen op 8 augustus: domini Gerardi de Grymbergis et domini Willelmi de Pyetersem et domine Elisabeth de Leefdale uxoris eorumdem.[73] Deze Gerard II van Aa wordt niet herdacht in de Ninoofse abdij, waarmee daar een traditie van een eeuw commemoraties van heren van Pollare wordt afgebroken.[74] Wanneer Gerard II gestorven is en waar hij begraven werd, is onbekend.[75] Cornelius Gailliard vermeldt geen grafsteen van hem in de kerk van Pollare. Mogelijk staat hij wel vermeld in het Pollaarse Obitenbouck. Het is immers niet uit te maken of Dominus Gheeraert de Ha, dominus de Pollare en dominus Gheerardus de Pollare op hem of op zijn vader slaan.[76] Van enige relatie tussen hem en het huis Gruuthuse is geen spoor te bekennen. De naam van zijn moeder wordt nergens vermeld. Een oorkonde of zegel van hem zijn niet voorhanden.
Volgens Alphonse Wauters had Gerard II van Pollare en Grimbergen een jongere broer, met name Jan van Aa.[77] Deze zou bij de dood van zijn oudere kinderloze broer, alleszins vóór 1336, het erfdeel Pollare-Grimbergen ontvangen hebben. Deze Jan van Aa, zoon van Gerard I en de broer van Gerard II wordt door Wauters gelijkgesteld met Jan II van den Gruuthuse. En hier zit de knoop. In de hypothese van Wauters kan hij niet de zoon van Gildolf III van Brugge zijn, maar slechts de zoon van de zuster en aangenomen zoon van Gildolf. Wauters voert geen bewijsmateriaal aan voor het bestaan van deze Jan van Aa, tweede zoon van Gerard van Aa. Het gegeven dat de namen Gruuthuse en ‘van Aa’ verenigd worden in de persoon van Jan van den Gruuthuse lijkt hem een voldoende argument.
Bij wijze van oplossing: voorstel van een nieuw genealogisch schema
Was Gildolf III van Brugge werkelijk kinderloos, zoals in de traditionele genealogische schema’s gesteld wordt? Die kinderloosheid is nodig om te veronderstellen dat de tweede zoon van zijn zuster zijn opvolger wordt onder de naam Jan van den Gruuthuse. En wat met de dochter Katharina? In de traditionele genealogieën is die compleet afwezig. Hoe geloofwaardig is deze kunstmatige constructie van de adoptie?
Ik opteer voor een nieuw genealogisch schema dat niet langer uitgaat van een huwelijk van Gerard I van Aa met de zuster van Gildolf III, waarvoor trouwens geen enkel bewijs aangevoerd wordt. Ik draai de mannelijke en vrouwelijke huwelijksrollen in de relatie van Aa-Gruuthuse om, en laat een mannelijke Gruuthuse trouwen met een vrouwelijke ‘van Aa’. Ook hiervoor bestaat geen sluitend bewijs. Op basis van de aangehaalde bronnen gaan we ervan uit dat Gildolf II ten minste drie kinderen heeft: Gildolf III, de kinderloze en jong gestorven Jan I van den Gruuthuse en een dochter die huwt met Janne Walkiere. Deze Gildolf III huwt met een dochter van Gerard I van Aa, die mogelijk Katharina heet.[78] Deze wordt na de dood van haar broer, Gerard II van Aa, erfvrouwe van Pollare-Grimbergen. In ons schema verdwijnt Jan van Aa als zoon en erfopvolger van Gerard I van Aa en jongere broer van Gerard II. Omdat de dood van Gerard II pas in de jaren dertig te situeren is, draagt Gildolf III nooit de titel van heer van Pollare en Grimbergen. Die titel komt via zijn vrouw wel toe aan Jan II van den Gruuthuse, zoon uit het huwelijk van Gildolf III en Katharina (?) van Aa. Zo verenigt Jan II na de dood van zijn vader Gruuthuse met Pollare-Grimbergen en voert hij een nieuw gevierendeeld wapenschild in voor het geslacht Gruuthuse, waarin de oude emblemen van Gruuthuse en ‘van Aa’ (Pollare) verenigd worden. Bewust van de beide familietradities noemt hij zich in de hoger aangehaalde oorkonde van 1339 Jan van Gruythuyse, heere van Ha. Deze laatste titel is ook door de heren van Pollare gebruikt om de link met hun voorouders te maken. Uit dat huwelijk van Gildolf III en Katharina (?) van Aa is eveneens de dochter Katharina geboren, die huwt met Jan van Axel. Na de dood van Jan II van den Gruuthuse, die huwt is met Margriet van Gistel, wordt het erfdeel Gruuthuse-Grimbergen-Pollare gesplitst in het erfdeel Gruuthuse-Grimbergen dat aan de zoon Jan III van den Gruuthuse toekomt en het erfdeel Pollare, dat naar de erfgenamen van zijn zuster Katharina gaat en zo in handen komt van achtereenvolgens haar zoon Philips van Axel en vervolgens haar dochter Margareta van Axel.
Dit schema heeft voor voordeel van de eenvoud, omdat de woorden vader, zoon en dochter in de volle betekenis van het woord kunnen begrepen worden. De chronologie lijkt eveneens dit schema te ondersteunen. Gerard I leefde in de laatste decennia van de 13de eeuw, Gildolf III in de eerste van de 14de eeuw en was dus een generatiegenoot van de dochter van Gerard I. Als tegenargument zou kunnen gelden dat, als Jan II van den Gruuthuse een zoon van Gildolf III is, waarom hij dan aan het wapenschild van Gruuthuse dat van ‘van Aa’ heeft toegevoegd. Is de verruiming van het patrimonium via de moeder hiertoe een voldoende grond? Was voor Gruuthuse de vereniging met het oude adellijk geslacht ‘van Aa’ de bekroning van een huwelijkspolitiek gericht op het verwerven van een hoge adellijke status? Maar omdat we over geen attestatie van de naam van de vrouw van Gerard I van Aa beschikken, noch over de naam van de vrouw van Gildolf III van Brugge, blijft ook ons genealogisch schema een onbewezen stelling, die echter toelaat de gekende gegevens op de meest logische wijze te ordenen.
Enkele nevenkwesties
De afsplitsing van het erfdeel Pollare van dat van Gruuthuse-Grimbergen
Alphonse Wauters schrijft dat in 1349 Philips van Axel heer van Pollare is.[79] Hij is gehuwd met Agnes van Hellebeke, maar dat huwelijk blijft kinderloos. Wauters geeft geen bronnen aan. Wel is zeker dat Jan III van den Gruuthuse zich in 1357 geen heer van Pollare noemt, wat zijn vader in 1339 nog wel doet, en dat midden 14de eeuw Pollare in handen van de familie ‘van Axel’ is gekomen. In 1393 bij de dood van Margareta van Axel, vrouw van Gerard II van Massemen, gaat Pollare over in handen van haar dochter Elisabeth van Massemen, die gehuwd is met Boudewijn de Vos, waardoor Pollare opnieuw met een Brugse familie verbonden wordt.[80] Op basis van de beschrijving door Cornelius Gailliard van de kwartierstaten van Elisabeth van Massemen en van haar broer Philips kunnen we opmaken dat hun grootvader langs moederszijde een ‘van Axel’ en hun grootmoeder een Gruuthuse is met het gevierendeelde wapenschild Gruuthuse-van Aa. Bij Elisabeth luidt de kwartierstaat: eerst Mamines, dat iie Assche, dat iiie Axele, ende dat iiiie Gruthuuse; bij Philips: Masseme, eene scilt met een cruce (…), Axele ende Gruuthuse ghecarteert met Gramsberghe.[81] Voor die grootvader komt Jan van Axel in aanmerking, de vader van Philips en Margareta van Axel. Als grootmoeder van Elisabeth komt dan Katharina, dochter van Gildolf van Brugge in het vizier, die gehuwd is met Jan van Axel. Van de kinderloze Philips gaat het erfdeel Pollare over op zijn zuster Margaretha van Axel. Alleszins is tussen 1339 en 1349 na de dood van Jan II van den Gruuthuse het patrimonium Gruuthuse-Grimbergen-Pollare verdeeld met het deel Gruuthuse-Grimbergen voor diens zoon Jan III en het deel Pollare voor de nakomelingen van diens dochter Katharina.
De latere heren van Gruuthuse en een variante versie van hun wapenschild
In de traditionele genealogieën worden aan Jan II van den Gruuthuse steevast twee echtgenotes toegekend, Katharina van Steelandt en Margriet van Dudzele. Deze laatste is volgens het grafschrift, genoteerd door wapenheraut Gailliard, gestorven op 5 maart 1364 (n.s.). Zij is de echtgenote van mijnheeren van Gruuthuse.[82] Maar in de oorkonden van 1339, 1357 en 1358 is Margriet van Gistel de vrouw en weduwe van Jan II. Jan II kan dus onmogelijk gehuwd zijn met Katharina van Steelandt of Margriet van Dudzele.[83] Daar er na Jan II tot 1400 ononderbroken heren van Gruuthuse en Grimbergen met de naam Jan geattesteerd zijn, is het moeilijk uit te maken om hoeveel generaties het gaat en wie met wie getrouwd is. Die verdere generaties vallen buiten het bestek van deze studie. Bij die latere generatie blijkt er in het wapenschild wel een verschuiving te zijn gebeurd. In het schild van 1336 en 1339 dragen de kwartieren 1/4 het kruis (Brugge) en 2/3 het schuinkruis (van Aa). In de wapenschilden van de jaren 1370-1374 zijn die posities omgewisseld.[84] Is dit een wijziging zonder betekenis of krijgt in die periode het Brabantse erfdeel (‘van Aa’) meer gewicht dan het Brugse (Gruuthuse)? Jan van Aa, heer van Gruuthuse en Grimbergen, vervulde toen de functie van drossaard van Brabant en noemt zich tegen de traditie in geen ‘van den Gruuthuse’, maar ‘van Aa’.[85] Nadien, bij Lodewijk van Gruuthuse (1422-1492), is teruggekeerd naar de oude naam en de oorspronkelijke schikkingin het wapenschild.
De identiteit van ridder Jan van Aa
In Pollare en omgeving komt de naam Jan van Aa, ridder, in de 14de eeuw herhaalde malen voor. Kan het gaan om iemand uit de Gruuthusefamilie? In 1309 vaardigt Jan van Pollare, heere van Outre, ruddere een Outerse oorkonde uit,[86] in 1336 maakt Jan van A, ruddere, een allodiaal goed, gelegen te Pollare, leenroerig aan de burcht van Ninove[87] en in 1364 verkoopt Jan van Aa, ruddere, een rente op een weide te Idegem aan de abt van Ninove.[88] Voor de twee laatste oorkonden beschikken we over het zegel. Dit vertoont het klassieke schuinkruis, gebroken met vijf knoppen. Alles wijst in de richting van nakomelingen van de hoger genoemde Walter van Pollare, heer van Outer en Zandbergen, de broer van Gerard I van Aa. Moeilijker is het de door Cornelius Gailliard vermelde Johannes vander Ha, miles, dominus de Pollare, principael doteur ende fondateur uit het obitenbouck van de parochiekerk te identificeren.[89] Vermoedelijk gaat het om de stichting van de kapelanie van Onze-Lieve-Vrouw. Kan het hier om Jan II van den Gruuthuse gaan, de enige met de voornaam Jan, die heer van Pollare is geweest? Waarschijnlijk gaat het om de hoger genoemde Jan van Aa, die geen heer van Pollare is geweest en is de betiteling dominus de Pollare een toevoeging die door Gailliard is gemaakt.
Besluit
De cruciale documenten in de relatie van Aa-Gruuthuse zijn het testament van Gildolf III van Brugge van 4 april 1329, waarin hij Jan II van den Gruuthuse zijn zoon en naaste erfgenaam noemt en het grafschrift van Katharina van den Gruuthuse, gehuwd met Jan van Axel en gestorven in 1342, volgens dat grafschrift een dochter van dezelfde Gildolf III van Brugge. Op basis van de aangehaalde bronnen is een nieuw genealogisch schema vooropgesteld, waarin Gildolf III van Brugge gehuwd is met Katharina (?) van Aa, dochter van Gerard I van Pollare, en de kinderen uit dat huwelijk Jan II en Katharina van den Gruuthuse zijn. Tevens is bijzondere aandacht uitgegaan naar de manier waarop Pollare-Grimbergen met Gruuthuse verenigd is onder Jan II van den Gruuthuse, die een nieuw wapenschild voor Gruuthuse heeft ingevoerd, en de wijze waarop Pollare van het Gruuthusepatrimonium is afgesplitst door het huwelijk van Katharina van den Gruuthuse met Jan van Axel.
Mogelijk kan verder onderzoek van de necrologia van Brugse kloosters nog nieuw licht werpen op de relatie ‘Pollare-Gruuthuse’, waarover het laatste woord nog niet gezegd lijkt te zijn.
Voetnoten
[1] Rijksarchief Gent (verder afgekort als RAG), Abdij Ninove, nr. 760. In deze oorkonde amortiseert Lodewijk van Gruuthuse en zijn vrouw Margriet van Borssele als heer en vrouwe van Voorde in 1471 een grond ten gunste van de abdij. De eveneens bewaarde zegels van beiden zijn aan de oorkonde gehecht. Via zijn moeder Margriet van Steenhuize verwierf Lodewijk de titel van ‘prins van Steenhuize’.
[2] R. VAN ELSLANDE en D. VAN DE PERRE, De heren van Pollare in de 14 en 15de eeuw. De families van (der) AA (Gruuthuse), Van Axel, Van Massemen en De Vos, in: Het Land van Aalst, 66, 2014, vooral p. 36-40 en 48-50.
[3] D. VAN DE PERRE, De middeleeuwse geschiedenis van Pollare, in: Het Land van Aalst, 69, 2017, vooral p. 156, 160-165, 176-179 en 203-204.
[4] Is het Latijnse ‘de Aa’ in het Nederlands ‘van Aa’ of ‘van der Aa’? In de eigentijdse Nederlandstalige oorkonden uit Grimbergen en Pollare schrijft men ‘Gerard van Aa’ en ‘Jan van Aa’. In de Brugse geschiedschrijving is ‘van der Aa’ de gebruikelijke vorm. Er is een zekere analogie vast te stellen met ‘van den Gruuthuse’ in de Brugse teksten, terwijl in Brabantse teksten ‘van Gruuthuse’ gezegd wordt. Met ‘van Aa’ houd ik mij aan de Brabantse traditie, met ‘van den Gruuthuse’ aan de Brugse.
[5] Dat deze Gerard tevens heer van Pollare is, wordt meestal niet vermeld.
[6] Aubertus MIRAEUS, Opera diplomatica et historica. Editio secunda, T. I, Leuven, 1728, p. 729. De eerste uitgave is van 1630. De tweede uitgave van 1728 is bezorgd door J.F. FOPPENS.
[7] Antonius SANDERUS, Flandria illustrata, I, Keulen, 1941, p. 197. Hier geciteerd naar de Nederlandse vertaling Verheerlijkt Vlaandre, I, Leiden, 1735, p. 176.
[8] Chr. BUTKENS, Trophées tant sacrés que profanes du Duché de Brabant, Deel II, Den Haag, 1724, p. 106-111.
[9] Supplement aux Trophées tant sacrées que profanes du duché de Brabant de Mr. Butkens, II, Den Haag, 1726, Additions au supplement, p. IX.
[10] A. WAUTERS, Histoire des environs de Bruxelles, II, Brussel, 1855, p. 200-201 ; Biographie Nationale, VIII, Brussel, 1884-1885, kol. 381-390 (item Gruythuyse ‘les seigneurs de la’).
[11] J. GAILLIARD, Bruges et le Franc ou leur magistrature et leur noblesse, I, Brugge, 1857, p. 68-70.
[12] A. DE BÉHAULT DE DORMON, Études sur les Seigneurs de Gruuthuse, in: Annales de la Société d’Émulation de Bruges, 71, 1928, p. 5-7. Deze Gildolf III leefde volgens de auteur in 1372 en is dus niet gelijk te stellen met Gildolf III bij Van den Abeele (zie volgende noot) en Gildolf III in dit artikel.
[13] A. VAN DEN ABEELE, Het enigma van de genealogie Gruuthuse: veel vragen en enkele antwoorden, in: Vlaamse stam, 43, 2007, p. 621-629.
[14] F. BUYLAERT, Repertorium van de Vlaamse adel (ca. 1350-ca.1500), Gent, 2011, p. 137. In het bekende werk van E. WARLOP, The Flemish Nobility before 1300, Kortrijk, 1976 is Pollare noch Gruuthuse opgenomen.
[15] A. VAN DER REST, La noblesse en Brabant du XIe au XIIIe siècle. I. La famille d’AA (1086-1300), in: Brabantica, V/1, Brussel, 1960, p. 15-45.
[16] Rijksarchief Brugge (verder RAB), Oorkonden van de O.L.Vrouwekerk te Brugge (inventaris 320), nr. 846. De tekst van de oorkonde is integraal uitgegeven door J. GAILLIARD, Inscriptions funéraires et monumentales de la Flandre occidentale avec données historiques et généalogiques, Dl. I/2, Brugge, 1866, p. 27-29.
[17] RAB, Oorkonden OLV-kerk, nr. 879.
[18] Ibidem, nr. 312.
[19] Ibidem, nr. 681. De oorkonde is gedateerd 4 april 1328. Daar Pasen in 1328 op 3 april valt en in 1329 op 23 april, zijn omgerekend naar de Nieuwe Stijl zowel 1328 als 1329 mogelijk. Gelet op de kopie van het testament van Jan van den Gruuthuse, die gedateerd is februari 1329 (n.s.) en de verwijzing in de tekst naar dat testament gaat mijn voorkeur uit naar het jaar 1329.
[20] De originele omvang van het zegel is moeilijk in te schatten, evenals welke elementen van het zegel verdwenen zijn.
[21] RAB, Oorkonden OLV-kerk, nr. 346.
[22] Ibidem, nr. 682.
[23] Ibidem, nr. 683.
[24] Ibidem, nr. 684.
[25] Dergelijk gedeeld wapenschild is eveneens aanwezig op het zegel van Margriet van Borssele, echtgenote van Lodewijk van Gruuthuse, waar op de linkerhelft dat van haar man staat en op de rechterhelft het hare. Het zegel is gehecht aan een oorkonde waarin ze in 1471 met haar man optreedt als vrouw van Voorde (RAG, Abdij Ninove, nr. 760).
[26] RAB, Oorkonden met blauwe nummers (inv. TBO 144), nr. 2109.
[27] Voor de foto’s van de zegels, zie Algemeen Rijksarchief Brussel (verder ARAB), R. LAURENT, Inventaire de la collection de moulages des Archives Générales du Royaume, I, nrs. 4381 en 26709.
[28] G. DEMAY, Inventaire des sceaux de la Flandre, I, Parijs, 1873, p. 89, nr. 660 (origineel bewaard in Rijsel, Archives départementales du Nord, Chambre des Comptes) ; voor de datering van de oorkonde, zie Ibidem, p. 69, nr. 447 ; ARAB, A. VERKOOREN, Inventaire des chartes et cartulaires de Brabant et des pays d’Outre-Meuse, nr. 621bis. De tekst van het verdrag van 1339 is volledig afgedrukt in Den Luyster ende glorie van het hertogdom Brabant, Brussel, (1699) ; voor de vermelding van Jan vanden Gruuthuse, zie p. 115.
[29] GAILLIARD, Bruges et le Franc, I, p. 70.
[30] Universiteit Gent, Bibliotheek, Hs G 5860, deel III, fol. 196v°-197r°.
[31] Feest van de Geboorte van Johannes de Doper valt op 24 juni, wat tot een sterfdag op 13 juni leidt.
[32] Voor een korte analyse en waardebepaling van dit handschrift, zie Sofie VERCRYCE, Sociale differentiatie in de begrafeniscultuur van laatmiddeleeuwse elites in het Brugse Vrije. Onderzoek naar de representativiteit van de grafschriftencollecties van Cornelis Gailliard en Jacques Le Bourg, (Masterscriptie Geschiedenis Universiteit Gent, 2009-2010), p. 16-19.
[33] J. de BETHUNE, Épitaphes et monuments des églises de la Flandre, d’après les manuscrits de Corneille Gailliard et d’autres auteurs, Brugge, 1900. De auteur zegt (p. XV) de Gentse kerken uit de publicatie te hebben weggelaten, omdat deze grafmonumenten in andere 19de-eeuwse publicaties al voldoende aan bod zijn gekomen. Maar daarin eveneens geen beschrijving van de clarissenkerk, die in de 19de eeuw niet meer bestond.
[34] F. VANDERHAEGHEN (tekstuitgave), Marcus van Vaernewijck. Van die beroerlicke tijden in die Nederlanden en voornamelick in Ghendt 1566-1568, Gent, 1872-1881, deel I, 2de boek, hfst. VII, p. 134 en deel III, 7de boek, hfst. XVII, p. 283.
[35] Zowel een Jan van den Gruuthuse, overleden vóór 1314, als een Jan Walkiere komen in de bestaande genealogieën niet voor.
[36] Een Janne Walkiere wordt in 1327 vernoemd als schoonzoon van de vermogende burger Nikolaas Debboud en hij wordt gevraagd diens testament me te bezegelen (GAILLIARD, Inscriptions funéraires, I/2, p. 238-240). Gaat het om dezelfde Jan Walkiere als in onze oorkonde?
[37] RAB, Oud archief van de kerkfabriek van O.L.Vrouw te Brugge (inv. 91), nr. 13 (cartularium), oorkonden nrs. 107 en 115.
[38] MIREAUS, Opera diplomatica (uitg. FOPPENS), III, p. 604. Deze Gisela wordt in de bestaande genealogieën niet vermeld.
[39] L. GILLIODTS-VAN SEVEREN, Inventaire des archives de la ville de Bruges, Brugge, 1871, p. 4, 34, 37-38, 110, 315-316, 438-439 geeft attestaties van de naam van 1258 tot 1333. De vraag of Gidulphus, grutarius de Brugis, vermeld op 5 maart 1226 n.s. (L. WARNKOENIG, Histoire de la Flandre, IV, Brussel, 1851, p. 415), dezelfde is als de hier vermelde Gildolf I, lijkt mij weinig waarschijnlijk, maar laat ik hier buiten beschouwing.
[40] Een betrouwbare bevestiging hiervan ontbreekt.
[41] Deze Margriet van Gistel wordt in geen enkele bestaande genealogie vermeld.
[42] Op 1 april 1358 is er nogmaals de attestatie van Margriten van Ghistelle, vrauwe van den Gruuthuse ende van Grimberghe (TH. DE LIMBURG-STIRUM, Cartulaire de Louis de Male, 1348 à 1358, Brugge, 1898-1901, II, p. 270).
[43] VAN DER REST, La famille d’AA, p. 22-45; M. COCK en D. VAN DE PERRE, Over molens in Pollare en laten in Outer, in: Het Land van Aalst, 54, 2002, p. 88-92.
[44] D. VAN DE PERRE, De heren van Ninove vanaf Gerard III van Grimbergen tot Jan van Namen (1180-1296), in: Het Land van Aalst, 59, 2007, p. 53-54 en 67.
[45] Leonius, heer van Pollare, wordt vaak verward met Leonius, kastelein van Brussel, eveneens een telg uit het geslacht ‘van Aa’, met wie Sofie van Altena, de moeder van Oda, in een tweede huwelijk verbonden was. Deze kastelein Leonius was de stiefvader van Oda.
[46] E. DE MARNEFFE, Cartulaire d’Afflighem, (Analectes pour servir à l’histoire ecclésiastique de la Belgique, IIde sectie, afl. 1-5), Leuven 1894-1901, p, 584 en 593-594.
[47] A. DE VLAMINCK, Cartulaire de l’abbaye de Zwyveke-lez-Termonde, Gent, 1869, p. 62-63.
[48] Philips van Boelare overleed in 1249. WARLOP, The Flemish Nobility, III, p. 687, vermeldt het huwelijk van Imaine met Leonius niet.
[49] Rijksarchief Gent, Abdij Beaupré te Grimminge, nr 1, fol. 158v°-159.
[50] Rijksarchief Kortrijk, Groeningenabdij Kortrijk, nr. 325; RAG, Abdij Ninove, nrs. 542-543.
[51] A. VAN LOKEREN, Chartes et documents de l’abbaye de St-Pierre à Gand, Gent, 1867-1871, p. 363-364.
[52] J. DE SMET, Recueil des chroniques de Flandre, II, Brussel, 1841, p. 928-929 en VAN DER REST, La famille d’AA, p. 38.
[53] VAN LOKEREN, Chartes et documents, p. 401.
[54] VAN DER REST, La famille d’AA, p. 39-40; WAUTERS, Histoire des environs de Bruxelles, II, p. 201. Wij volgen hierin het goed gedocumenteerde en op oorkonden gebaseerde betoog van Van der Rest. Ook Liones de Aa, zonder verdere specificatie, geattesteerd als leenman van de hertog in een oorkonde van Jan van Oudenaarde uit 1279 n.s. lijkt met deze zoon van Arnoldus van Aa geïdentificeerd te moeten worden (BUTKENS, Trophées, I, Preuves, p. 109 en 111).
[55] Rijksarchief Antwerpen, Oorkonden O.-L.-Vrouwkathedraal, nr. 607.
[56] J.F. WILLEMS, Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende de Slag van Woeringen, Brussel, 1836, p. 314, versregel 8584.
[57] DE SMET, Recueil des chroniques de Flandre, II, p. 971 (Gerardum de Aa, dilectum fratrem meum). In feite gaat het om een halfbroer.
[58] Alle Nederlandstalige oorkonden zijn gepubliceerd in M. GYSSELING, Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300), I, 1-3, Den Haag, 1977, p. 1318-1320, 1429, 1700, 1881, 1913-1914, 2175-2176, 2199-2200, 2283-84, 2330, 2468.
[59] Voor de beschrijving van drie van zijn zegels, zie ARAB, LAURENT, Inventaire de la collection des moulages de sceaux, nr. 7670 (1295) en 17396 (1294; RAG, Abdij Ninove, nr. 100) en DEMAY, Inventaire des sceaux de la Flandre, p. 59, nr. 392 (1288 n.s.). In het randschrift van de eerste twee zegels wordt hij als heer van Grimbergen vermeld, op het laatste staat eveneens [POL]LA[(ER].
[60] GYSSELING, Corpus, p. 2481 (februari 1298)
[61] D. VAN DE PERRE, De middeleeuwse geschiedenis van Pollare, in: Het Land van Aalst, 69, 2017, p. 160-165. BETHUNE, Épitaphes et monuments, p. 91.
[62] D. VAN DE PERRE, Het necrologium van de Sint-Cornelius- en Sint-Cyprianusabdij van Ninove, in: Analecta Praemonstratensia, 84, 2008, p. 135.
[63] Abdijarchief Grimbergen, Klasse II, nr. 25 en 26.
[64] Attestaties bij VAN LOKEREN, Chartes et documents, p. 394; bij DE SMET, Recueil des chroniques de Flandre, II, p. 952-953, 956-957, 959-960 ; bij GYSSELING, Corpus, p. 1247, 1318-1320, 1762, 1913-1915, 2097, 2190.
[65] Zandbergen was al geruime tijd in het bezit van de het geslacht ‘van Aa’. In Outer geeft in 1228 (n.s.) en 1235 Sofie, de moeder van Oda van Grimbergen en dus de grootmoeder van Leonius van Aa, haar goedkeuring aan een grondruil. (DE SMET, Recueil des chroniques de Flandre, II, p. 854-855 en 881, zie ook noot 45).
[66] BUYLAERT, Repertorium van de Vlaamse adel, p. 540 vermeldt wel het geslacht ‘van Outer’ als een zijtak van ‘van Aa’, maar ziet Walter niet als de zoon van Leonius of de broer van Gerard.
[67] VAN DE PERRE, Het necrologium van de Sint-Cornelius- en Sint-Cyprianusabdij, p. 129 en 125.
[68] Voor de wapenschilden, zie ARAB, LAURENT, Inventaire des sceaux, nrs. 17402 (1291), 17429 (1289), 19748 (1287).
[69] Ibidem, nr. 26715 (3-12-1339) voor het zegel van Gerard van Outer, kastelein van Ieper.
[70] Voor de tekst met de lijst van de ondertekenaars, zie MIRAEUS, Opera diplomatica, I, p. 447. Voor de interpretatie, Ibidem, p. 729: Gerardi filius, Gerardus de Aa, Tabulas Cortebergenses anno 1312 signavit.
[71] Abdijarchief Grimbergen, Klasse II, nr. 25 en 26.
[72] BUTKENS, Trophées, II, p. 217 geeft een uitgebreid overzicht van de genealogie. Volgens deze genealogie trouwde ze eerst met Willem van Petershem, met wie ze kinderen had, nadien met Gerard van Aa. Alleszins waren in 1353 zij en haar twee echtgenoten overleden, daar haar zoon Jan van Petershem (sone wylen was Lysbeth, vrouw van Grimberge, die oock dochter des voors. heere Rogiers was) in een erfeniskwestie van het ouderlijke patrimonium verwikkeld was. Ik ga ervan uit, gelet op de volgorde van de namen in de commemoratie, dat Gerard van Aa haar eerste man was.
[73] Abdijarchief Grimbergen, Klasse II, nr. 25 en 26.
[74] De begunstiging van de Ninoofse abdij door de heren van Pollare nam een aanvang onder Walter IV (1157-1191) (VAN DE PERRE, De middeleeuwse geschiedenis van Pollare, p. 155).
[75] Daar Jan van den Gruuthuse op 31 maart 1336 heer van Grimbergen en Pollare is, moet Gerard II vóór die datum gestorven zijn.
[76] BETHUNE, Épitaphes et monuments, p. 92.
[77] WAUTERS, Histoire des environs de Bruxelles, II, p. 201. Wauters voert hiertoe gaan bewijzen aan.
[78] De eerste vrouw van Leonius van Aa, haar grootvader, droeg de naam Katherina, haar dochter eveneens, wat aan die naam een familiale inbedding geeft.
[79] Ibidem, I, p. 233. Philips van Axel is de oudste zoon van Jan van Axel: Philippus van Axele, outste sone her Jans heere van Axele ende Agneese dochter mijns heere Arents van Heelbeke was sijne huysvrouwe, 1347 (Koninklijke Bibliotheek Brussel, Handschriften, II 6487, fol. 39). Op 3 december 1339 ondertekenden zowel een Philips als een Jan van Axel onder de Vlaamse edelen het verdrag tussen Vlaanderen en Brabant (ARAB, VERKOOREN, Inventaire des chartes et cartulaires de Brabant, nr. 621bis, p. 71-85). Mogelijk is deze Jan een jongere broer van Philips en niet de vader, gelet op de gebroken vorm van het wapenschild dat hij in 1337 (n.s.) draagt (DEMAY, Inventaire des sceaux de la Flandre, p. 69, nr. 477).
[80] VAN DE PERRE, De middeleeuwse geschiedenis van Pollare, p. 175-179 en 203-204.
[81] Voor de volledige beschrijving van de grafmonumenten, zie VAN ELSLANDE en VAN DE PERRE, De heren van Pollare, p. 49 en 50. Het grafschrift van Elisabeth van Massemen komt uit het handschrift ARAB, Lalaing, nr. 1993, fol. 4, het grafschrift van Philips is gepubliceerd in BETHUNE, Épitaphes et monuments, p. 306.
[82] BETHUNE, Épitaphes et monuments, p. 327.
[83] Deze zouden de echtgenotes van Jan III van den Gruuthuse kunnen zijn, die in 1357 in leven is.
[84] Onder meer in het Wapenboek van Gelre (ca. 1370). Voor de fotografische weergave, zie Gelre, BR. Ms. 15652-56, Leuven, 1992, p. 174 en 189; eveneens in Jean-Marie VAN DEN EECKHOUT, Le grand armorial equestre de la Toison d’Or. L’armorial de Flandre, Sint-Niklaas (uitgave in eigen beheer), 1996, nr. 1 (begin 15de eeuw); BUTKENS, Trophées, I, p. 456 en 532 en de zegels aan oorkonden van 1373 en 1374 (ARAB, Oorkonden van Brabant, nrs. 3001 en 3178).
[85] Voor de vermeldingen van de naam, zie Den luyster ende glorie van het hertogdom Brabant, p. 153, 154, 170, 174-175.
[86] RAG, Abdij Beaupré, nr. 1, f° 163v°.
[87] VAN DE PERRE, De middeleeuwse geschiedenis van Pollare, p. 177-178 en 201-202.
[88] RAG. Abdij Ninove, nrs. 815 en 816.
[89] BETHUNE, Épitaphes et monuments, p. 327.