Deze versie is aangepast voor online gebruik. De originele, vormgegeven versie kan je hier downloaden:

 

Recent verschenen twee boeken die te maken hebben met de middeleeuwse geschiedenis van de abdij van Lobbes. Deze Merovingische abdij, gelegen aan de Samber is voor de Dender-Schelde-as van grote betekenis geweest. Wie het bijgaand kaartje bekijkt met de bezittingen van deze abdij ziet hoe de loop van Dender en Schelde gevolgd is bij de expansie van deze abdij naar het noorden. In het Land van Aalst werden domeinen, tienden en altaarrechten verworven in de regio Geraardsbergen-Brakel en Aalst-Dendermonde. Vandaar dat deze twee nieuwe boeken eenieder aanbelangen, die zich met de vroegste geschiedenis van onze streek bezig houdt.

Het eerste boek is van Jérôme VERDOOT, Pour les siècles des siècles. L’abbaye Saint-Pierre de Lobbes au Moyen Âge (VIIe-XVe siècles), Brussel, 2018, 220 pp. is uitgegeven door het Algemeen Rijksarchief, Studies in Belgian History, 6. De auteur doctoreerde op het onderwerp aan de ULB in 2016. Het werk heeft een klassieke structuur. We kunnen het beschouwen als een verbeterde en uitgebreide versie van wat in het Monasticon Belge over deze abdij is verschenen. De auteur noemt zijn werk ‘une monographie institutionelle’.

In zijn Inleiding geeft de auteur een overzicht van de bronnen. Vooreerst de verhalende bronnen uit de tiende en twaalfde eeuw en vervolgens de cartularia met de oorkonden en de goederenregisters (de bekende polyptiek van Lobbes). Daarna volgt het eigenlijke corpus, onderverdeeld in drie perioden: de hoge middeleeuwen (zevende-negende eeuw), de volle middeleeuwen (tiende-midden twaalfde eeuw), de late middeleeuwen (midden twaalfde eeuw tot 1500). De periodes worden dan nog eens ingedeeld volgens een institutioneel (l’abbaye privée, l’abbaye royale, les évêques-abbés voor de eerste periode) of een chronologisch criterium. Van de 69 abten wordt het abbatiaat één na één uitvoerig beschreven en het beleid, de goederenverwerving, de conflicten en vooral de verwevenheid met het geo-politieke machtsspel van vorsten en bisschoppen uit de doeken gedaan. De ligging van de abdij in Henegouwen aan de noordelijke oever van de Samber droeg bij tot haar strategisch belang . Bij de stichting lag ze in Neustrië, aan de grens met Austrasië, nog net binnen het bisdom Kamerijk. Van Neustrië verschoof vervolgens de politieke macht naar Austrasië en kwam de abdij in handen van de Luikse bisschoppen, zodat de spanning tussen Kamerijk en Luik een constante in haar geschiedenis is. Steeds wordt naar de bronnen verwezen, worden deze kritische geëvalueerd en worden rechtzettingen en aanvullingen op vroegere werken gegeven. Het werk wordt besloten met een uitgebreide bibliografie. Een abtenlijst en een index van persoons- en plaatsnamen vergemakkelijken de toegankelijkheid en de bruikbaarheid ervan. Het aspect iconografie is in het werk verwaarloosbaar. Het biedt vooral een stevige chronologie waarbinnen feiten en gegevens geordend worden, met talrijke verwijzingen voor wie bepaalde aspecten verder wil uitdiepen.

Kaart met het goederenbezit van de abdij van Lobbes in 864 (genomen uit J. VERDOOT, Pour les siècles des siècles, p. 40). Let op de noordelijke expansie langs de loop van de Dender en de Beneden-Schelde.

Het tweede werk is van een gans andere aard. Marc DE WREE. Het domein van de abdij van Lobbes in Waas. Een bijdrage tot de historiografie van middeleeuws Tielrode en Hamme, Hamme, 2018, 369 pp. (uitgave ID=COLLECTIEF Hamme) schreef een monumentaal werk over het domein van Lobbes in Tielrode (deelgemeente van Temse ten noorden van de Durme) en Hamme (ten zuiden van de Durme). Het werk is schitterend geïllustreerd met talrijke kleurenfoto’s van hoge kwaliteit.  Marc De Wree is ingenieur van vorming, maar met een passie voor geschiedenis. Zijn boek, het resultaat van jarenlange opzoekingen, wordt gekenmerkt door twee aspecten: enerzijds een longitudinale microstudie van het domein Tielrode en de tiendrechten van Lobbes in Tielrode en Hamme, anderzijds brede uitweidingen over de geschiedenis van de abdij van Lobbes, toegespitst op haar aanwezigheid in de Denderstreek en het Land van Waas, hierbij steunend op de analyse van de polyptiek (de goederenlijsten).

Ik beperk mij tot dat laatste aspect (p. 18-119 en 316-338). De auteur heeft de neiging zijn onderwerp zeer breed te kaderen en vangt aan met de Romeinen, de landname door de Germanen,  de Frankische expansie en de kerstening, op zich zeer lezenswaardig en boeiend, maar het leidt af van het hoofdthema: Lobbes in Waas. Dat thema wordt geïntroduceerd door de studie van de polyptiek van Lobbes (in zijn verschillende versies), met de opsomming van de abdijdomeinen. Daarbij gaat hij uitgebreid in hoe zo een domein functioneert, zowel landbouwkundig als institutioneel en legt hij het onderscheid uit tussen de mensa conventualis en de mensa abbatialis, tussen de eigenlijke domeinexploitatie en tiend- en altaarrechten, tussen vrijgewijden en dienstlieden, zaken die niet alleen op Tielrode van toepassing zijn, maar ook voor andere exploitaties gelden. Een intrigerend hypothese is de identificatie van het toponiem Condacum castrum uit de Vita Reineldis (toponiem ook voorkomend in de Vita Berlendis) met Couderborch (p. 112-119). Deze oude heerlijkheid paalt aan Tielrode en is gelegen nabij de Schelde. In vroegere werken wordt Condacum geïdentificeerd met Kontich of Condé. In een bijlage wordt de polyptiek nog eens extra geanalyseerd (p. 316-338) en de daarin voorkomende termen verklaard. In zeven tabellen geeft de auteur per locatie een schematisch overzicht van het goederenbezit en de abdijrechten van Lobbes. Het corpus van het werk gaat evenwel over Tielrode zelf. Maar ook daar etaleert de auteur een zo indrukwekkende kennis van de landschaps- en ontginningsgeschiedenis van Waas, dat de lectuur ervan, voor wie in deze materie geïnteresseerd is, veel nieuwe inzichten oplevert.

Beide boeken vullen elkaar aan. Het eerste is een droge tekst, gebaseerd op de verhalende en diplomatische bronnen uit de abdij zelf, het tweede is het resultaat van micro-onderzoek van de lokale bronnen. Het eerste werk heeft een klassieke chronologische opbouw en beperkt zich tot het uitwerken van het hoofdthema, het tweede waaiert uit in talrijke interessante nevenbeschouwingen en is rijk geïllustreerd, waardoor het een gevarieerd publiek kan aanspreken, maar het de lezer niet gemakkelijk maakt om doorheen de bomen het bos te zien.

Categories:

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *