Deze versie is aangepast voor online gebruik. De originele, vormgegeven versie kan je hier downloaden:
Inleiding[1]
In 2018 onderzocht een scanner van de Onderzoeksgroep AXES (Universiteit Antwerpen) de wandschildering van het Laatste Oordeel in de voormalige kapittelzaal van de Aalsterse Sint-Martinuskerk. Dit hoogtechnologische scantoestel analyseerde eerder wereldberoemde kunstwerken zoals het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck en het Meisje met de Parel van Johannes Vermeer. In het kader van een vooronderzoek door het Koninklijk Instituut voor Kunstpatrimonium, was deze keer dus een opmerkelijke Aalsterse muurschildering aan de beurt.[2]
Stilistisch gezien dateert dit Laatste Oordeel, van de hand van een onbekende meester, vermoedelijk uit het einde van de vijftiende of het begin van de zestiende eeuw.[3] Het kunstwerk verdween later achter kalklagen en werd in 1892 definitief blootgelegd door de Gentse schilder Remi Goethals. Vijftien jaar later was Goethals opnieuw in de Sint-Martinuskerk aan de slag. In 1907 restaureerde hij er de gewelfschildering van een fragment van de Boom van Jesse in de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans.[4]
Volgens Anna Bergmans en Jean Van Cleven was Remi Goethals een decoratieschilder, gespecialiseerd in burgerlijke en religieuze muurschilderingen. Hij was opgeleid aan de Gentse Sint-Lucasschool.[5] Uit de Inventaris Onroerend Erfgoed blijkt dat hij in verschillende Oost-Vlaamse kerken polychrome muurschilderingen aanbracht.[6] Toch werd er amper onderzoek naar hem verricht. Daarom gaan we in dit artikel dieper in op het leven en werk van Remi Goethals. Wat was zijn achtergrond? Hoe was zijn oeuvre opgebouwd? Had hij een bijzondere band met Aalst?
Familie
Remi Goethals kwam ter wereld in Gent op 22 augustus 1853. Hij werd ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand als Petrus Remigius Verstappen. Zijn moeder was Mechtildis Hubertina Verstappen (1824-1895). Zij was afkomstig uit Maaseik en verhuisde in 1852 van Brussel naar Gent. Mechtildis (Mathilde) was een tijdlang als naaister aan de slag. Op 6 december 1854 trouwde ze met politieagent Petrus Franciscus Goethals (1820-1904) uit Brugge. Petrus erkende Remi toen als zijn zoon. Die ging vanaf dat moment als Remigius (Remi) Goethals door het leven. In het gezin Goethals-Verstappen werden nog drie andere kinderen geboren: Julius (1855-1918), Désirée Philomène (1857-1917) en Bernard (1867-1921).[7]
Julius Goethals volgde een opleiding tot bouwkundige aan de Gentse Sint-Lucasschool en werkte een tijdlang voor architect Pieter Van Kerkhove.[8] In 1883 werd hij benoemd tot stadsbouwmeester van Aalst. Gedurende vijfendertig jaar beïnvloedde Julius Goethals in belangrijke mate de stedenbouwkundige ontwikkeling van deze stad. Hij adviseerde het stadsbestuur, loste bouwkundige problemen op en beoordeelde bouwaanvragen. Goethals coördineerde ook de restauratie van historische gebouwen en bepaalde mee de inplanting van nieuwe straten en wijken.[9] Hij combineerde zijn stadsbouwmeesterschap met een bloeiende carrière als zelfstandig architect.[10]
Désirée Philomène Goethals was modiste. Bernard Goethals studeerde, net zoals zijn broer Julius, bouwkunde aan de Gentse Sint-Lucasschool. In 1889 verhuisde hij naar Aalst. Bernard woonde een aantal jaren in bij Julius. Hij werd aanvankelijk als student ingeschreven in het Aalsterse bevolkingsregister en kwam dus vermoedelijk als stagiair-bouwkundige praktijkervaring opdoen bij zijn oudere broer.[11] Bernard Goethals bleef uiteindelijk in Aalst wonen en werkte er als architect, beëdigd landmeter en leraar aan de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten. Hij was ook een tijdlang hoofdagent voor de ‘Naamloze Maatschappij van verzekering tegen brand en het breken van spiegelglazen “La Gladbach”’.[12]
Remi Goethals huwde in 1879 met Christina Vlieghe (1855-1903) uit Ertvelde.[13] Ze kregen samen vier kinderen: Marie Christine (1881-?), Mathilde Theodorine (1888-1925), Julienne Pauline (1893-1916) en Bernard Louis (1894-1911). De twee jongste kinderen bleven ongehuwd. Marie trouwde in 1906 met Theo Goethals. Hij zou later het schildersatelier van zijn schoonvader verderzetten. Mathilde huwde in 1909 met Léon Van Mele.[14]
Opleiding
Remi Goethals volgde, net zoals zijn jongere broers, een opleiding aan de Sint-Lucasschool in Gent. Een bescheiden tekenklas van het Gentse Sint-Vincentius-a-Paulogenootschap, een katholieke liefdadigheidsvereniging, lag aan de basis van deze ‘Sint-Lucasacademie’. Onder impuls van industrieel Joseph de Hemptinne, architect Jean Baptiste Bethune en broeder Marès-Joseph van de Broeders van de Christelijke Scholen, zou deze tekenschool voor jonge arbeiders uitgroeien tot een invloedrijke katholieke kunst- en ambachtsschool. Sint-Lucas moest een christelijk alternatief vormen voor de officiële Academies voor Schone Kunsten.[15] Deze Academies, met hun classicisme en studies naar levend (naakt)model, waren volgens de ultramontaanse katholieken immers goddeloos en immoreel.[16]
De Sint-Lucasacademie was voor de ultramontanen een instrument om hun maatschappelijke doelstellingen te helpen realiseren: een dam opwerpen tegen nieuwe ideologieën zoals het socialisme, de samenleving opnieuw kerstenen en de hiërarchische maatschappij van voor de Franse Revolutie herstellen. De middeleeuwen stonden op structureel, filosofisch en artistiek vlak model voor de samenleving die de ultramontanen wensten te creëren. De neogotiek was dan ook een vanzelfsprekende basis voor de Sint-Lucaspedagogiek.[17] Op Sint-Lucas wou men in de eerste plaats jonge mannen opleiden tot deugdzame christenen.[18] Via hun neogotische kunst- en ambachtswerken zouden die dan de katholieke heilsboodschap kunnen weergeven in een neogotische vormentaal.[19]
Concreet betekende dit onder andere dat de gotiek de plaats moest innemen van de klassieke oudheid als belangrijkste inspiratiebron voor kunstenaars. Architectuur werd ook opnieuw als ‘moeder aller kunsten’ gezien.[20] In tegenstelling tot zijn broers, die zich toelegden op bouwkunde, koos Remi Goethals voor een opleiding tot (decoratie)schilder. De lessen lijntekenen vormden de basis van een schildersopleiding aan Sint-Lucas. Vervolgens kwamen ornament-, kop-, figuur- en groepstekenen aan bod. Nadien volgden lessen ‘compositie van het decoratieve paneel’.[21] Naast de praktische vakken, stonden er ook theoretische lessen op het programma: materiaalkennis, kleurenleer, stijlgeschiedenis, christelijke symboliek, kerkgeschiedenis…[22]
Atelier de Peinture & Décoration
Na zijn studies maakte Remi Goethals carrière als ‘versieringschilder’.[23] Neogotische schilders hielden zich voornamelijk bezig met decoratieve en monumentale schilderkunst.[24] Ze decoreerden bijvoorbeeld kerkelijke en burgerlijke interieurs met wandschilderingen, beschilderden meubilair en polychromeerden heiligenbeelden. Hun paneelschilderkunst was meestal functioneel: kruiswegen, panelen voor retabels… Sint-Lucaskunstenaars deden immers niet aan zuivere ‘l’art pour l’art’. Landschaps- en genreschilderijen waren dus doorgaans niks voor hen. Ze beperkten zich meestal tot religieuze en historische taferelen.[25] Remi Goethals vormde hierop geen uitzondering. Klanten konden aanvankelijk bij hem terecht voor ‘Schilderingen in alle slach’, maar hij zou zich uiteindelijk specialiseren in neogotische muurschilderingen en architectuurpolychromie. [26] Hij restaureerde ook middeleeuwse muur- en gewelfschilderingen, beschilderde kerkmeubilair en vervaardigde kruiswegen en ‘congregatiebomen’ (cf. infra). Goethals schilderde ook imitatiewandtapijten, maar verder is er weinig geweten over zijn burgerlijk schilderwerk.[27]
Remi Goethals stond, net zoals tal van andere Sint-Lucaskunstenaars, aan het hoofd van een eigen atelier. Dit ‘Atelier de Peinture & Décoration Remi Goethals’ hield zich voornamelijk bezig met de ‘Schildering van burgerlijke & kerkelijke gebouwen’.[28] Wanneer we in dit artikel over werk van Remi Goethals spreken, bedoelen we dus eigenlijk werk van Goethals en zijn ateliermedewerkers. Het is onduidelijk hoeveel personeel Remi Goethals precies in dienst had. Vermoedelijk waren er verschillende soorten medewerkers: van leerjongens die het atelier schoonmaakten, de pigmenten voorbereidden en de verf prepareerden, tot geschoolde kunstenaars en ambachtslieden die Goethals’ ontwerptekeningen nauwkeurig overbrachten op de kerkmuren.[29] Remi Goethals zelf verzorgde voornamelijk de contacten met (potentiële) klanten, was verantwoordelijk voor de ontwerptekeningen en plannen, schilderde, stelde bestekken op en superviseerde de werkzaamheden. Daarnaast hield hij zich ook bezig met kwaliteitscontrole en facturatie.
In Gent waren opvallend veel ateliers gevestigd in de nabije omgeving van de Sint-Lucasgebouwen aan de Oude Houtlei. Deze ligging had een praktisch voordeel: leerjongens konden hierdoor hun lessen aan Sint-Lucas makkelijker combineren met hun werk in een atelier.[30] Vóór 1904 kon men aan de Gentse Sint-Lucasschool immers enkel ’s avonds en op zondag les volgen. Overdag waren de leerlingen vaak aan de slag in een van de werkplaatsen in de buurt van de school.[31] Ook de werkplaats van Remi Goethals lag op wandelafstand van de Oude Houtlei. Hij vestigde zich aanvankelijk in de Komijnstraat.[32] Nadien verhuisde Goethals naar het Sint-Elisabethplein en had hij een atelier in de Koolsteeg.[33]
Middeleeuwse schilderingen
Remi Goethals was, net zoals zijn collega’s, erg geïnteresseerd in middeleeuwse polychromie. Vanaf het midden van de negentiende eeuw werden er in heel wat Belgische kerken middeleeuwse muurschilderingen ontdekt. Deze polychrome schilderingen kwamen meestal tevoorschijn tijdens onderhoudswerken of interieurrestauraties. Ze hadden vaak eeuwenlang verborgen gezeten onder verschillende lagen kalkwitsel. Tot het midden van de negentiende eeuw was het witten van kerkinterieurs immers een gangbare praktijk. In de tweede helft van de negentiende eeuw werden steeds meer kerkinterieurs ontpleisterd. Aanvankelijk vooral in het kader van archeologische onderzoeken of als voorbereiding op nieuwe schilderwerken. Later ook omdat men de oorspronkelijke bouwmaterialen beter tot hun recht wou laten komen.[34]
In 1892 legde Remi Goethals een wandschildering van het Laatste Oordeel bloot in de Aalsterse Sint-Martinuskerk. Deze schildering was in 1875 ontdekt toen deken De Blieck de voormalige kapittelzaal liet ombouwen tot een kapel ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes. De gebroeders Janssens uit Nevele overschilderden dit Laatste Oordeel nadien met lijnolieverf.[35] Tussen 1870 en 1914 werd er vaak heftig gedebatteerd over de bewaring en restauratie van dergelijke middeleeuwse schilderingen. Ook over de wenselijkheid van nieuwe muurschilderingen en architectuurpolychromie in neogotische stijl was er discussie.[36] Neogotische decoratieschilders, zoals Remi Goethals, waren erg geïnteresseerd in middeleeuwse muur- en gewelfschilderingen omdat die bewezen dat er in de middeleeuwen aan muurschilderkunst en architectuurpolychromie werd gedaan. Hierdoor legitimeerden ze volgens neogotici het aanbrengen van nieuwe, neogotische muurschilderingen in middeleeuwse en neogotische kerken. Deze middeleeuwse schilderingen waren voor neogotische schilders ook een waardevolle bron van informatie en inspiratie.[37]
Het interieur van de Aalsterse Sint-Martinuskerk was in de loop der eeuwen herhaaldelijk gewit.[38] Van 1900 tot 1903 vonden er in deze kerk opfrissingswerken plaats onder leiding van architect Julius Goethals.[39] Tijdens het verwijderen van een aantal kalklagen werden er in de kapellen van de ‘Zoete Naam Jezus’ en ‘Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans’ middeleeuwse gewelfschilderingen ontdekt.[40] Wellicht gingen er tijdens deze werkzaamheden ook waardevolle schilderingen verloren.[41] Vanaf de jaren 1890 stimuleerde de Belgische overheid op grote schaal de grafische documentatie van zulke middeleeuwse schilderingen door middel van tekeningen, kopieën en calques.[42] Remi Goethals maakte, in opdracht van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, een calque van de plafondschildering van engelen met passiewerktuigen in de kapel van de Zoete Naam Jezus.[43] Bij het maken van een calque werd de gewelfschildering rechtstreeks overgetekend op dun en transparant kalkeerpapier. Het resultaat werd vaak nog bijgewerkt met inkt, potlood en/of waterverf.[44]
Veel middeleeuwse schilderingen verkeerden bij hun ontdekking in slechte staat. Vanaf de jaren 1860 begon de overheid restauraties te subsidiëren. Erfgoed moest immers de culturele en nationale identiteit van de prille Belgische staat versterken. Aanvankelijk werd er vaak gekozen voor een zogenaamd scheppend herstel: een vrije reconstructie op basis van een romantische interpretatie van de oorspronkelijke schildering.[45] Neogotici plaatsten tegenover deze romantisch-historiserende visie een eigen restauratieopvatting. Zij verkozen een oudheidkundig correcte reconstructie op basis van hun kennis van de middeleeuwse schilderkunst. Middeleeuwse muurschilderingen moesten volgens hen worden bijgewerkt of herschilderd op basis van het origineel. De visie van deze neogotici boste aanvankelijk met die van de Koninklijke Commissie voor Monumenten. Dit veranderde na de benoeming van schilder Jules Helbig tot effectief lid van deze commissie in 1889.[46] Remi Goethals was een voorstander van deze neogotische visie op restauratie. In 1907 restaureerde hij de gewelfschildering met een fragment van de Boom van Jesse die was ontdekt in de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans.[47] Deze polychrome schildering met engelen werd door hem vervolledigd en gedeeltelijk overschilderd. Hij bracht vermoedelijk ook zwarte omtreklijnen aan rond de figuren en banderollen.[48]
Neogotische schilderingen
De neogotische beweging had niet alleen grote belangstelling voor middeleeuwse muurschilderingen, maar ontwikkelde ook een eigentijdse (religieuze) monumentale schilderkunst. Boegbeelden Jean Baptiste Bethune en Jules Helbig stimuleerden dus niet alleen het bestuderen en documenteren van middeleeuwse schilderingen, maar ontpopten zich ook tot enthousiaste pleitbezorgers van de neogotische muurschilderkunst en architectuurpolychromie.[49] Helbig beschouwde een kerkgebouw zonder decoratieschilderingen als onafgewerkt. Hij vond het zelfs onbetamelijk om tabernakels te plaatsen in kerken en kapellen met onbeschilderde muren. Volgens hem was het dus, om religieuze en esthetische redenen, noodzakelijk dat zowel oude als nieuwe kerkgebouwen gedecoreerd werden met polychromie.[50] Niet iedereen ging akkoord met deze visie. Tegenstanders benadrukten dat er in de middeleeuwen ook kerkinterieurs waren zonder polychrome versieringen.[51]
Onder impuls van de neogotische beweging, werden heel wat Belgische kerkgebouwen versierd met polychrome decoraties in neogotische stijl. De overheid ondersteunde dit met subsidies. Remi Goethals bracht in tal van kerken en kapellen neogotische muurschilderingen en architectuurpolychromie aan. Hij beschilderde zowel middeleeuwse als neogotische kerkgebouwen. Goethals decoreerde onder andere de muren van de Sint-Amanduskerk in Iddergem (1902), de Heilig Kruiskerk van Boekhoute (1903), de Sint-Pietersbandenkerk van Hamme (1904), de Sint-Amanduskerk van Rozenaken (1905) en de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk in Kaprijke (1905). Hij schilderde ook de kloosterkapellen van de Zusters van Liefde in Beerlegem (1894) en in de Molenaarstraat in Gent (1898). Voor de Broeders van Liefde polychromeerde hij de wanden van hun kloosterkapel in de Stropstraat in Gent (1908-1909) en de muren van hun kapellen in Tessenderlo, Mortsel, Dave en Gent-Rooigem.[52] Eén van zijn meest prestigieuze opdrachten was ongetwijfeld het beschilderen van de kapel van het bisschoppelijk paleis in Gent.[53] Goethals was ook actief in de Nederlandse provincie Zeeland. Hij schilderde kerkinterieurs in Sint-Janssteen, Hulst en Lamswaarde.[54]
Werkwijze
Het archief van ‘Atelier de Peinture & Décoration Remi Goethals’ ging helaas verloren. Gelukkig is het mogelijk om de werkwijze van Remi Goethals (deels) te reconstrueren aan de hand van documenten uit andere archiefbestanden.
Op basis van de wensen van zijn (potentiële) klanten, zoals kerkbesturen en parochiepriesters, maakte Goethals een bestek op. Hierin beschreef hij de uit te voeren werkzaamheden en hun kostprijs. Meestal bevatte dit document ook een aantal opmerkingen in verband met zijn medewerkers, de stellingen en de te gebruiken materialen. Zo bevatte de ‘Beschrijving der uit te voeren werken’ in de Iddergemse Sint-Amanduskerk (1902) de volgende passage:
‘De werken zouden worden uitgevoerd in de beste voorwaarden, met materialen van eerste hoedanigheid. De stelling te leveren door den aannemer, alsook het kostgeld en plaatsing der gasten.’[55]
Op basis van het bestek, en een eventuele ontwerptekening, konden kerkbesturen dan een beslissing nemen. Het ‘Bureel der kerkmeesters’ van de Sint-Amanduskerk besloot bijvoorbeeld om het bestek van Goethals goed te keuren en aan te nemen, ‘Gezien het bestek door den heer Goethaels opgemaakt de som van 1600 franken niet te boven gaat, maar slechts beloopt tot de soms van 1550 franken.’[56] Interessant detail: in 1894-1895 was deze kerk verbouwd en gerestaureerd onder leiding van architect Julius Goethals.[57]
Naast het kerkbestuur en het bisdom, moesten ook de (subsidiërende) hogere overheden hun toelating geven (gemeenteraad, bestendige deputatie, ministerie van justitie). De werken werden normaal ook voorgelegd aan de Koninklijke Commissie voor Monumenten. Op vraag van deze commissie werd het oorspronkelijke ontwerp soms aangepast. Zo adviseerden de commissieleden Goethals bijvoorbeeld om zijn geschilderde draperieën aan de triforiums in de Heilig Kruiskerk van Boekhoute te beschilderen met figuren.[58] Eens alle administratieve formaliteiten geregeld waren, konden de werkzaamheden starten.
Remi Goethals begon meestal met het reinigen en egaliseren van de kerkmuren. In de Sint-Amanduskerk van Iddergem hield dit het volgende in:
‘De vouten en muren [van het koor] behoorlijk effen maken, het oude witselkalk afschrabben, en de bersten en oneffene deelen behoorlijk stoppen.’ De muren en gewelven van de middenbeuk en de zijbeuken werden ‘gekuischt en hersteld als in den koor’.[59]
Nadat de muren gereinigd waren, konden de schilderwerken beginnen.
In het koor: ‘Vervolgens schilderen met blanc fixe in zeer lichte tinten. De vakken der vouten[60] in zeer licht blauw, waarop de ornementatie zich afteekend met melkwit. De muren in geel roze met vernis.’[61]
In de middenbeuk en de zijbeuken: ‘De muren in steenkleur (franschen steen) met arcaturen rond de bogen der vensters enz. In de midden beuk zijn 12 ronde medaillons die zich leenen om 12 emblemes te schilderen uit de Litanie van O. L. Vrouw.’[62]
Polychrome decoraties in neogotische stijl waren niet vrijblijvend. Sint-Lucaskunstenaars waren van mening dat ze een hoger doel dienden. Het was immers de bedoeling dat neogotische muurschilderingen de gelovigen in een religieuze stemming brachten. Neogotische schilderingen moesten dus niet enkel over esthetisch kwaliteiten beschikken, maar dienden zeker ook ‘stichtend’ te zijn.[63] Goethals schilderde in kerken en kapellen bijvoorbeeld banderollen met fragmenten uit evangelieteksten en liturgische gezangen, medaillons die verwezen naar heiligenlevens, emblemen die de eucharistie symboliseerden…
Een andere belangrijke taak van neogotische polychromie was het benadrukken van de constructieve krachtlijnen van het gebouw. Deze schilderingen stonden dus niet op zichzelf, maar moesten bijvoorbeeld de aandacht vestigen op architecturale elementen, zoals ornamenten en sculpturen.[64] Remi Goethals deed dit onder andere door polychromie of verguldsel aan te brengen op zuilen, kapitelen, gewelfribben en vensterstijlen.
Muren decoreerde Goethals onder andere met sterren, bloemmotieven of IHS-monogrammen. Hij schilderde ook vaak veelkleurige banden, friezen, bogengalerijen (arcaturen) en steenmotieven met imitatievoegen. Remi Goethals en zijn medewerkers gebruikten meestal olieverf, lijmverf[65] of wasverf[66]. Als vulmiddel en pigment voor hun lijmverf gebruikten ze gewoonlijk ‘blanc de Meudon’ (krijtwit) en ‘blanc fixe’ (bariumsulfaat).[67] Wasverf diende doorgaans als toplaag.[68]
Waardering
Verschillende auteurs en journalisten prezen de polychrome decoraties van Remi Goethals. Frans De Potter en Jan Broeckaert waren bijvoorbeeld lovend over Goethals’ schilderingen in de Sint-Martinuskerk van Lede. In hun Geschiedenis der gemeente Lede uit 1897 schreven ze:
‘Reeds bij het binnentreden wordt men gewaar dat men zich hier in eenen meer dan gewonen tempel bevindt. Hij is onlangs geheel met schilderingen versierd op kosten van verscheidene weldoeners, en dit werk, met groote zorg en kunst uitgevoerd door Remi Goethals, van Gent, zet den tempel eene ongewone sierlijkheid bij.’[69]
De schilderingen van Goethals in de Sint-Amanduskerk van Denderhoutem vielen in de smaak bij een journalist van de krant De Denderbode. Deze kerk was in 1898 trouwens gerestaureerd en vergroot onder leiding van Julius Goethals.
‘De heer Remigius Goethals van Gent, ook uit St-Lucasschool, heeft zich met de schilderingen der muren bezig gehouden. Hij heeft hier getoond een waar kunstenaar te wezen.’[70]
In De Volksstem verscheen een lovend artikel over de muurschilderingen van Remi Goethals in de Sint-Gorikskerk in Haaltert (1896).
‘De kerk is er een hemelken. De prachtige schilderwerken zijn bijna voltrokken… Dit mag nog schilderwerk genoemd worden! […] Eenvoudig kan prachtig zijn. De kleuren zijn in de fijne zachte toonen gekozen; de teekeningen zijn ook eenvoudig, maar ’t geheel maakt eenen indruk, welken wij nog nergens bij het intreden eener geschilderde kerk gevoeld hebben. […] Vergeten wij niet te melden, dat de kunstschildering het werk is van M. Remi Goethals van Gent. De kunstenaar haalt er eer van!’[71]
Deze artikels in lokale kranten benadrukten ook, bewust of onbewust, de principes van de Sint-Lucasneogotiek. Zo werd de primauteit van de architectuur beklemtoond. Alle andere kunsttakken, zoals decoratieve en monumentale schilderkunst, beeldhouwkunst en glasschilderkunst, moesten ten dienste staan van de bouwkunde.[72]
‘Helaas, vele schoone, nieuwe, gothieke kerken en kapellen zijn letterlijk beplaasterd; zwaar, grof en lomp met donkere kleuren bestreken, terwijl de schildering alleen mag dienen om de edele lijnen van den middeleeuwschen bouwtrant beter te doen uitkomen… Hoe flink en zwierig loopen te Haaltert die ranke kolommen naar ’t gewelf! Al de karakters van die schoone gothieke kerk springen in ’t oog; dit werk is met smaak en kiessche kunstgevoelens aangesteken.’[73]
Neogotische muurschilderingen moesten dus ten dienste staan van de architectuur. Het ging hier niet om louter decoratieve versieringen of ‘kunst om de kunst’. De journalisten beschouwden deze schilderingen, geheel volgens de principes van de Sint-Lucasneogotiek, als een vorm van ‘vergeestelijkte kunst’ die de toeschouwer dichter bij God moest brengen.[74]
‘Deze muurschilderingen [van Remi Goethals in de Sint-Gorikskerk van Haaltert], over het algemeen, met spaarzaamheid van kleuren en goeden smaak behandeld teekent wonderwel, zonder ze nochtans te overladen, al de kunstlijnen van den bouw af, zij verheft het oog en het hert van den aanschouwer hemelwaarts en brengt hem als gedwongen tot gedachten van eerbied en gebed.’[75]
Verdwenen schilderingen
Remi Goethals was in zijn tijd een gerespecteerd decoratieschilder, maar dit verhinderde niet dat de meeste van zijn polychrome schilderingen in de loop van de twintigste eeuw verdwenen. Oorlog, slijtage, vocht en een gewijzigde smaak eisten hun tol. Zo ging de polychromie van Goethals in de Sint-Laurentiuskerk van Zelzate verloren door oorlogsomstandigheden. Op 20 mei 1940 dynamiteerde het Belgische leger preventief de toren van deze kerk. De explosie vernielde de gewelven van het schip, het koor en de dwarsbeuk. Ook het neogotische schilderwerk van Remi Goethals (uit 1900) raakte hierbij onherstelbaar beschadigd.[76]
Een aantal schilderingen van Goethals werden in de eerste helft van de twintigste eeuw overschilderd door andere decoratieschilders. Het gebeurde toen trouwens wel vaker dat polychrome schilderingen plaats moesten maken voor nieuw exemplaren, omdat ze bijvoorbeeld beschadigd waren of last hadden van aantasting door vocht. Niet zelden werden de gehavende wandschilderingen dan, om budgettaire of esthetische redenen, vervangen door meer sobere varianten.[77] Victor Reynaert herschilderde in 1926 de engelen, banderollen en sjablonenlijsten van Remi Goethals in de Sint-Salvatorkerk van Wieze.[78] Atelier Bressers verving, tussen 1943 en 1950, een groot deel van Goethals’ decoraties in de kapel van de Zusters van Liefde in de Gentse Molenaarstraat door nieuwe polychromie.[79]
De meeste polychrome schilderingen van Remi Goethals verdwenen vermoedelijk in de jaren 1960 en 1970. Velen beschouwden de neogotiek toen als een banale stijl, met weinig artistieke waarde en een beperkt kunsthistorisch belang. In de nasleep van het Tweede Vaticaans Concilie werden bovendien heel wat kerkinterieurs versoberd en heringericht. Voor veel gelovigen waren neogotische muurschilderingen relicten uit een vervlogen verleden. Het gevolg was dat de aanwezige polychromie in veel kerken egaal werd overschilderd met lichte kleuren. De Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen hechtte op dat ogenblik geen belang aan neogotische decoratieschilderingen en maakte bijgevolg geen bezwaar.[80]
De kentering kwam in het laatste kwart van de twintigste eeuw. De appreciatie voor neogotiek begon stilaan weer te groeien en steeds meer neogotische kerken werden beschermd als monument. Ook de interesse in neogotische polychromie nam voorzichtig toe. Steeds vaker werden neogotische beschilderingen gereinigd en gerestaureerd door gespecialiseerde restaurateurs.[81] Ook in de eenentwintigste eeuw is er aandacht voor neogotische polychromie tijdens restauratiecampagnes. Waardevolle schilderingen worden in bepaalde gevallen opnieuw blootgelegd, gefixeerd en geretoucheerd. Ernstig beschadigde polychrome decoraties worden soms zelfs gereconstrueerd op basis van het origineel.[82] De toekomst zal uitwijzen in welke mate er ook (verborgen) schilderingen van Remi Goethals profiteren van deze tendensen. Sommige schilderingen zijn ongetwijfeld onherroepelijk verloren en ook de kostprijs en de beschikbare budgetten beïnvloedden de kansen op restauratie.
Kerkmeubilair
Remi Goethals beperkte zich niet tot het beschilderen van kerkmuren. Volgens de invloedrijke neogotische schilder Jules Helbig, moesten ook de beelden en het meubilair in gepolychromeerde kerkinterieurs gedecoreerd worden met kleur en verguldsel.[83] Het hoeft dus niet te verbazen dat ook Goethals zich bekwaamde in allerlei technieken om kerkmeubilair te verfraaien, zoals polychromeren, vergulden, emailleren en marmerimitaties aanbrengen. Daarnaast reinigde, herstelde en verniste hij ook houten kerkmeubels.
Altaren en retabels
Remi Goethals beschilderde het hoofdaltaar (retabel en zijluiken) en het Sint-Jozefaltaar van de Heilig Kruiskerk in Stekene. Julius Goethals had beide altaren ontworpen.[84] In de Sint-Laurentiuskerk van Zelzate polychromeerde Remi Goethals het hoofdaltaar en het Onze-Lieve-Vrouwaltaar (1901).[85] In Brugge beschilderde hij een retabel van Onze-Lieve-Vrouw-van-Smarten (1902).[86] Goethals polychromeerde ook het hoofdaltaar met neogotisch houten retabel in de Sint-Jozefkerk van Maldegem (Donk).[87] Verder vergulde en emailleerde hij ook het hoofdaltaar en het tabernakel van de Sint-Pietersbandenkerk in Hamme.[88]
In de Sint-Amanduskerk van Iddergem reinigde en herstelde Remi Goethals het hoofdaltaar en de twee zijaltaren:
‘Grooten Altaar: Herstellen der geschondene deelen der ornementatie; wasschen, puimen[89] en herschilderen; email en imitatie van lichte marmers; de vergulde deelen kuisschen en retoucheeren.
Twee Zij-Altaren: Herstellen der geschondene deelen, wasschen, puimen en schilderen in imitatie van marmer, ook de vergulde ornementen, guirlandes, enz: kuisschen en retoucheeren.’[90]
Biechtstoelen, lambriseringen, koorgestoeltes…
In 1903 verniste hij samen met een medewerker het koorgestoelte en de lambrisering van de Sint-Martinuskerk in Oordegem.[91] In de Sint-Pietersbandenkerk van Hamme behandelde hij naast de lambrisering ook het koorgestoelte:
‘Lambris, gestoelten enz: in eikenhout, wasschen, afdoen van hun vernis, en vervolgens cireeren of matvernissen.’[92]
In de Sint-Amanduskerk van Iddergem nam hij onder andere de lambrisering, de biechtstoelen en het doksaal onder handen:
‘Boiseries[93], biechtstoelen, jubé[94] enz: Kuisschen en afwasschen van den vernis; vervoolgens het hout zuiver maken en cireeren[95]. Het nieuwbijgevoegd deel der beschotten tinten in dezelfde kleur als het bestaande (ouden eik) en cireeren.’[96]
Kruisen en heiligenbeelden
Voor de parochiekerk van Erembodegem polychromeerde Remi Goethals een triomfkruis van de hand van Petrus Pauwels-D’Hondt.[97] Dit kerkgebouw werd verwoest tijdens de Tweede Wereldoorlog.[98] In 1886 beschilderde hij een calvarie van de hand van Mathias Zens voor de Aalsterse Sint-Jozefkerk.[99] In de Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaartkerk in Sint-Maria-Horebeke beschilderde Goethals een calvarieberg en een Onze-Lieve-Vrouwbeeld. Hij leverde er ook een beeld van het Heilig Hart.[100]
In de Sint-Pietersbandenkerk van Hamme gaf hij de heiligenbeelden een opfrisbeurt:
‘Al de beelden, consolen, wasschen, retoucheeren en ze in behoorlijken toestand herstellen.’[101]
Remi Goethals beschilderde ook sokkels en tronen voor heiligenbeelden. Voor de parochie van Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart in Sint-Maria-Horebeke verfde en verniste hij bijvoorbeeld ‘pied de stalles’.[102] Hij polychromeerde ook twee neogotische tronen van de hand van Petrus Pauwels-D’Hondt voor de beelden van Onze-Lieve-Vrouw en de Heilige Anna in de Sint-Gorikskerk in Haaltert. Goethals herstelde en beschilderde ook de reliekkasten van de Heilige Gaucericus en de Heilige Laurentius in deze kerk.[103]
Schilderijen
Hoewel Remi Goethals voornamelijk bedreven was in muurschilderingen en architectuurpolychromie, maakte hij ook een aantal schilderijen. Het ging voornamelijk om kruiswegen en ‘levensbomen’ van congregaties. Op stilistisch vlak lieten Sint-Lucaskunstenaars zich vaak inspireren door de ‘Nazareners’[104] en middeleeuwse kunstenaars zoals Fra Angelico en de Vlaamse Primitieven.[105] Ook Remi Goethals werd ongetwijfeld beïnvloed door middeleeuwse schilders (cf. de gouden achtergrond op enkele van zijn kruiswegen). Het lijkt er wel op dat de paneelschilderkunst niet zijn specialiteit was. Marcel Anteunis merkt bijvoorbeeld op dat de menselijke figuren op Goethals’ schilderijen niet altijd even trefzeker zijn geschilderd. Symboliek leek te primeren op anatomische correctheid.[106] Het is onduidelijk of dit een bewuste keuze was van Goethals. Sommige neogotische kunstenaars waren immers zo gefascineerd door de middeleeuwse schilderkunst, dat ze het perspectief en de personages doelbewust in een archaïsche stijl schilderden.[107] Anteunis stelt ook vast dat de kruiswegen en levensbomen van Goethals niet gesigneerd zijn. Mogelijk gaat het hier dus om atelierwerken.[108] Dit bemoeilijkt een analyse van de persoonlijke stijl van Remi Goethals.
Een ‘Beschrijving der uit te voeren schilderwerken’ in de Sint-Pietersbandenkerk van Hamme toont aan dat Remi Goethals ook bereid was om schilderijen te reinigen:
‘Kuisschen der schilderijen; ontdoen der verstorven vernis, en ze opklaren met vernis conservateur’.[109]
Kruiswegen
Remi Goethals schilderde onder andere kruiswegen voor de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk in Bassevelde (1902), de Sint-Mattheüskerk in Munkzwalm (1904) en de Onze-Lieve-Vrouw-Geboortekerk in Overslag (1905).[110] Ook voor de kapel van de Broeders van Liefde in de Stropstraat in Gent schilderde hij een kruisweg (1908-1909). Deze kruisweg bestaat uit twee afzonderlijke schilderijen en vier drieluiken met telkens drie staties in een koperen lijst.[111]
Levens- of congregatiebomen
Een levensboom of congregatieboom is een schilderij dat de geschiedenis en groei van een kloostercongregatie aanschouwelijke voorstelt. Aan de wortels of op de boomstam staat vaak een schild of banderol met daarop de plaatsnaam van de eerste gemeenschap en het stichtingsjaar. In de kruin worden, in chronologische volgorde, de opeenvolgende nieuw gestichte gemeenschappen afgebeeld. Een congregatieboom bevat vaak nog een aantal andere elementen: een afbeelding van de stichter en van de patroonheilige, het wapenschild van de congregatie en de wapenschilden van de geestelijke overheden die een rol speelden bij het ontstaan (paus, bisschop, kardinaal-beschermheer…).[112]
Ter gelegenheid van het eeuwfeest van de Zusters van Liefde in 1903 schilderde Remi Goethals twee levensbomen van deze congregatie (olieverf op doek). Ter gelegenheid van het eeuwfeest van de Broeders van Liefde in 1907 schilderde hij een levensboom in drie delen (eveneens olieverf op doek). Dit ontwerp werd ook als basis gebruikt voor twee drukwerken.[113]
Gilde van Sint-Lucas en Sint-Jozef
Naast de Sint-Lucasschool was ook de Gilde van Sint-Lucas en Sint-Jozef een belangrijke pijler van de neogotische beweging. Bernard, Julius en Remi Goethals waren alle drie gildebroeder.[114] De Gilde van Sint-Lucas en Sint-Jozef werd gesticht in 1886 en richtte zich hoofdzakelijk op leerlingen en oud-leerlingen van de Gentse Sint-Lucasschool. Ze had vijf hoofddoelstellingen:
‘1° De broederlijke genegenheid onderhouden en bevorderen, onder de leerlingen en oudleerlingen der Sint-Lukasschool van Gent; en de theoretische studiën der kunst voort te zetten;
2° Het handwerk verheerlijken en den goeden kunstzin opbeuren;
3° Zijne leden geestelijke en stoffelijke hulpe verschaffen;
4° De uitbreiding tegenwerken en de macht trachten te verminderen dier leeringen door onzen Heiligen Vader den Paus gedoemd;
5° De Sint-Lukasschool helpen en ondersteunen.’[115]
Naast het religieuze aspect, zoals het bestrijden van ‘leeringen door onzen Heiligen Vader den Paus gedoemd’, wilde de Gilde dus vooral de belangen van haar leden en van de Sint-Lucasschool behartigen. De middeleeuwse gilden waren hierbij een inspiratiebron. De Gilde van Sint-Lucas en Sint-Jozef richtte onder andere prijskampen in voor leerlingen van de Sint-Lucasschool, ondernam studiereizen, hield wekelijkse conferenties en werkte mee aan tentoonstellingen.[116] De Gilde bezorgde haar leden ook een indrukwekkend netwerk van gelijkgestemde kunstenaars en ambachtslieden. Tal van vooraanstaande geestelijken, edellieden en politici waren erelid.
In 1891 nam Remi Goethals, net zoals tal van andere gildebroeders, deel aan de tentoonstelling die georganiseerd werd ter gelegenheid van de vijfentwintigste verjaardag van de Gentse Sint-Lucasschool. In de aula van de universiteit in de Voldersstraat exposeerde hij een Christushoofd, een ontwerp van een muurschildering voor de kerk van Hulst en een geschilderd imitatiewandtapijt (Gobelin).[117] Ook Theo Goethals, Remi’s schoonzoon en opvolger, was lid van de Gilde van Sint-Lucas en Sint-Jozef. Voor de studieafdeling gaf hij een lezing over ‘Jan en Huibrecht van Eyck en hunne werken’.[118] In 1907 organiseerde de Gilde een tentoonstelling met werk van oud-leerlingen van Sint-Lucas Gent. Theo Goethals exposeerde toen enkele ontwerpen van schilderingen voor de Gentse Sint-Machariuskerk: een algemeen ontwerp van het koor, de ‘Verheerlijking van den H. Macharius’ en de ‘Verheerlijking van den H. Hubertus’. Ook Julius Goethals nam trouwens deel aan deze tentoonstelling.[119]
Theo Goethals
Neogotische ateliers waren vaak echte familiebedrijven die overgingen van vader op zoon.[120] Remi Goethals werd opgevolgd door zijn schoonzoon Theophiel (Theo) Goethals. Theo Goethals volgde een schildersopleiding aan de Gentse Sint-Lucasschool. Hij werkte al tijdens zijn studies in het atelier van Remi Goethals. Het is onduidelijk wanneer hij dat atelier precies overnam. Mogelijk gebeurde dit in 1919, want toen verhuisde Remi van Gent naar Sint-Niklaas.[121] Er kon niet achterhaald worden waar en wanneer Remi Goethals overleed.
Theo Goethals beschilderde tijdens het interbellum onder andere de interieurs van de Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaartkerk in Overmere, de Sint-Denijskerk in Serskamp, de Sint-Gertrudiskerk in Wichelen, de Sint-Annakerk in Bottelare, de Sint-Pietersbandenkerk in Uitbergen, de Sint-Christoffelkerk in Scheldewindeke en de Sint-Martinuskerk in Sint-Lievens-Esse.[122] In 1938 herstelde hij een schilderij dat in de Alle-Heiligenkerk van Nederzwalm hing.[123] Theo Goethals had ook een verf- en vernishandel aan het Sint-Elisabethplein in Gent. Verder was hij een tijdlang voorzitter van de ‘Vrije Gilde der Meester-Schilders’.[124]
Besluit
Het doel van dit artikel was om meer inzicht te krijgen in het leven en werk van Remi Goethals. Hoewel hij in zijn tijd een gerespecteerd decoratieschilder was, werd er nog maar weinig onderzoek naar hem verricht. Uit dit onderzoek blijkt dat Goethals een typische neogotische Sint-Lucasschilder was. Hij volgde een opleiding aan de Gentse Sint-Lucasschool, was lid van de Gilde van Sint-Lucas en Sint-Jozef en specialiseerde zich in toegepaste neogotische schilderkunst. Goethals stond aan het hoofd van een atelier dat zich toelegde op kerkelijke en burgerlijke muurschilderingen. Samen met zijn medewerkers decoreerde hij tal van kerken en kapellen. Over hun burgerlijke muurschilderingen is weinig bekend. Remi Goethals schilderde verder ook nog levensbomen van congregaties en kruiswegen. Er kon ook een beroep op hem gedaan worden voor het reinigen en decoreren van kerkmeubilair.
De neogotische beweging hechtte veel belang aan polychrome decoraties. Deze schilderingen moesten de architecturale krachtlijnen van het cultusgebouw accentueren en de gelovigen religieus inspireren. Een gewijzigde smaak, budgettaire beperkingen en schade door oorlog en vocht, zorgden ervoor dat de meeste van Goethals’ muurschilderingen in de loop van de twintigste eeuw verloren gingen. In de eenentwintigste eeuw vormt de sluiting en herbestemming van kerken, kapellen en kloosters een bedreiging voor het werk van Remi Goethals. Het is bovendien nog onduidelijk of de toegenomen aandacht voor muurschilderingen tijdens restauratiecampagnes, ook positieve gevolgen zal hebben voor de verborgen muurschilderingen van de hand van Goethals.
Net zoals veel van zijn collega’s, had Remi Goethals ook bijzondere aandacht voor middeleeuwse muurschilderkunst. In de Aalsterse Sint-Martinuskerk legde hij een schildering van het Laatste Oordeel bloot. Hij documenteerde in deze kerk ook een schildering van engelen met passiewerktuigen en restaureerde er een gewelfschildering met een fragment van de Boom van Jesse. Het is geen toeval dat Remi Goethals in de Sint-Martinuskerk aan het werk was. Beide muurschilderingen werden immers ontdekt tijdens renovatiewerken onder leiding van zijn broer Julius Goethals. Ook zijn andere broer, Bernard Goethals, woonde trouwens in Aalst. Het gebeurde wel vaker dat Remi aan de slag was in kerken die gebouwd of verbouwd waren door zijn broer Julius. De broers waren ook gildebroeders en probeerden ongetwijfeld om elkaars carrière te ondersteunen waar mogelijk.
Hopelijk is dit artikel een aanzet tot verder onderzoek. Er zijn immers nog een aantal open vragen. Zo is er weinig geweten over eventuele muurschilderingen van Goethals buiten de provincie Oost-Vlaanderen. Ook de burgerlijke muurschilderkunst van Atelier Goethals is nog een blinde vlek. Verder is het nog onduidelijk hoe dit atelier precies was samengesteld. Werden er bijvoorbeeld decoratieschilders opgeleid die later zelf een succesvolle carrière zouden uitbouwen? Ook over de verhuis van Remi Goethals naar Sint-Niklaas en het einde van zijn leven is weinig geweten.
Voetnoten.
[1] Met dank aan: Dirk Van de Perre, Kaat Leeman (Erfgoedhuis Zusters van Liefde JM), Luc de Kezel (Archief Provincialaat van de Broeders van Liefde), Diana Nieuwold (kerkfotografie.be), André Coene, de medewerkers en archivarissen van het Stadsarchief Aalst en van het Rijskarchief Gent, de medewerkers van de Universiteitsbibliotheek Gent en van de Dienst Burgerzaken van de Stad Gent.
[2] Universiteit Antwerpen, Scanner verkent muurschildering in Aalst, https://uantwerpen.be/popup/nieuwsonderdeel.aspx?
newsitem
_id=3638&c=LANDP56&n=101319, geraadpleegd op 8 oktober 2019.
[3] L. Robijns, De Sint-Martinuskerk te Aalst (deel 1), Gent, Bestendige deputatie van de provinciale raad van Oost-Vlaanderen, 1980, p.21.
[4] L. Robijns, De Sint-Martinuskerk te Aalst (deel 1), p. 18 en 22.
[5] J. Van Cleven, Sint-Lucasateliers in de plastische kunsten en de toegepaste kunst, p. 302. In: J. De Maeyer (ed.), De Sint-Lucasscholen en de neogotiek 1862-1914, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1988, p. 279- 322; A. Bergmans, Middeleeuwse muurschilderingen in de 19de eeuw, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1998, p. 364.
[6] Inventaris Onroerend Erfgoed (IOE), https://inventaris.onroerenderfgoed.be, geraadpleegd op 8 oktober 2019.
[7] Stad Gent (SG), Dienst Burgerzaken, Bevolkingsarchief.
[8] Architect Pieter Van Kerkhove (1847-1889) studeerde aan de Gentse Sint-Lucasschool. Hij zou er nadien ook zelf lesgeven. Een van zijn bekendste ontwerpen was het stadhuis van Sint-Niklaas. In 1880 werd hij benoemd tot provinciaal architect van Oost-Vlaanderen.
[9] Zie ook: L. Robijns, Van ‘Hoofdwachtpost’ tot ‘Brasserie Borse van Amsterdam’, p. 91-93. In: Het Land van Aalst, 66, 2014, p. 69-100.
[10] Julius Goethals ontwierp woningen, openbare gebouwen, kloosters, pastorieën… Toch is hij vooral bekend omwille van zijn parochiekerken. Hij ontwierp onder andere kerken in Aalst (Onze-Lieve-Vrouw van Bijstandkerk), Strijpen (Sint-Andrieskerk), Pamel (Sint-Gaugericuskerk) en Prosperpolder (Sint-Engelbertuskerk). Daarnaast verbouwde en/of restaureerde hij onder andere parochiekerken in Lottenhulle (Heilig Kruiskerk), Lovendegem (Sint-Martinuskerk), Borsbeke (Sint-Antoniuskerk), Denderhoutem (Sint-Amanduskerk), Meldert (Sint-Walburgakerk), Aalter (Sint-Corneliuskerk) en Stekene (Heilig Kruiskerk).
[11] Stadsarchief Aalst (SA), Bevolkingsregister 1867 e.v., folio 139.
[12] SA, De Denderbode, 6 september 1894, geraadpleegd via https://aalst.courant.nu op 8 oktober 2019.
[13] Universiteitsbibliotheek Gent (UG), Huwelijksaankondiging van Remi Goethals en Christina Vlieghe, 1879.
[14] SG, Dienst Burgerzaken, Bevolkingsarchief.
[15] W. Wouters, Broeders en baronnen. Het ontstaan van de Sint-Lucasscholen, p. 157. In: J. De Maeyer (ed.), De Sint-Lucasscholen en de neogotiek 1862-1914, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1988, p. 157-218.
[16] J. Van Cleven, Sint-Lucasateliers in de plastische kunsten en de toegepaste kunst, p. 283.
[17] W. Wouters, Broeders en baronnen, p. 176.
[18] W. Wouters, Broeders en baronnen, p. 179.
[19] J. De Maeyer, Kunst en politiek. De Sint-Lucasscholen tussen ultramontaanse orthodoxie en drang naar maatschappelijke-culturele vernieuwing, p. 88. In: J. De Maeyer (ed.), De Sint-Lucasscholen en de neogotiek 1862-1914, Leuven, Universitaire pers Leuven, 1988, p. 57-124.
[20] J. Van Cleven, Sint-Lucasateliers in de plastische kunsten en de toegepaste kunst, p. 281
[21] J. Van Cleven, Sint-Lucasateliers in de plastische kunsten en de toegepaste kunst, p. 284.
[22] J. Van Cleven, Sint-Lucasateliers in de plastische kunsten en de toegepaste kunst, p. 287.
[23] UG, Jubelfeest van den XXVsten verjaardag der Stichting van St-Lucasschool, te Gent. Tentoonstelling: naamlijst der kunstwerken in het Paleis der Gentsche Universiteit tentoongesteld, van 23 Augusti tot 20 september 1891, p. 22.
[24] Al waren er ook Sint-Lucaskunstenaars die zich specialiseerden in miniaturen, heraldische schilderkunst of neogotische portretten.
[25] J. Van Cleven, Sint-Lucasateliers in de plastische kunsten en de toegepaste kunst, p. 298.
[26] Rijksarchief Gent (RG), Archief van de kerkfabriek en parochie Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart te Sint-Maria-Horebeke, nr. 18.
[27] UG, Jubelfeest van den XXVsten verjaardag der Stichting van St-Lucasschool, p. 22.
[28] RG, Archief van de kerkfabriek en parochie Sint-Martinus te Oordegem, nr. 22.
[29] J. Van Cleven, Sint-Lucasateliers in de plastische kunsten en de toegepaste kunst, p. 292.
[30] J. Van Cleven, Sint-Lucasateliers in de plastische kunsten en de toegepaste kunst, p. 289.
[31] J. Van Cleven, Sint-Lucasateliers in de plastische kunsten en de toegepaste kunst, p. 285.
[32] RG, Archief van de kerkfabriek en parochie Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart te Sint-Maria-Horebeke, nr. 18.
[33] RG, Archief van de kerkfabriek en parochie Sint-Martinus te Oordegem, nr. 22.
[34] A. Bergmans, De omgang met middeleeuwse muurschilderingen in België (1830-1914), p. 114. In: J. De Maeyer, A. Bergmans, et. al. (eds.), Negentiende-eeuwse restauratiepraktijk en actuele monumentenzorg, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1999, p. 114-122.
[35] L. Robijns, De Sint-Martinuskerk te Aalst (deel 1), p. 18.
[36] A. Bergmans, Middeleeuwse muurschilderingen in de 19de eeuw, p. 210.
[37] A. Bergmans, De omgang met middeleeuwse muurschilderingen in België, p. 115.
[38] Onder andere in 1725, 1750, 1780 en 1794.
[39] L. Robijns, De Sint-Martinuskerk te Aalst (deel 1), p. 18.
[40] Voor meer informatie, zie: A. Bergmans, Middeleeuwse muurschilderingen in de 19de eeuw, p. 128 en 191.
[41] M. Buyle en A. Bergmans, Middeleeuwse muurschilderingen in Vlaanderen, Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Bestuur monumenten en landschappen, 1994, p. 79.
[42] A. Bergmans, De omgang met middeleeuwse muurschilderingen in België, p. 117.
[43] L. Robijns, De Sint-Martinuskerk te Aalst (deel 1), p. 25-26.
[44] A. Bergmans, De omgang met middeleeuwse muurschilderingen in België, p. 117.
[45] A. Bergmans, De omgang met middeleeuwse muurschilderingen in België, p. 119.
[46] A. Bergmans, De omgang met middeleeuwse muurschilderingen in België, p. 121.
[47] L. Robijns, De Sint-Martinuskerk te Aalst (deel 1), p. 22.
[48] M. Buyle en A. Bergmans, Middeleeuwse muurschilderingen in Vlaanderen, p. 78.
[49] A. Bergmans, Middeleeuwse muurschilderingen in de 19de eeuw, p. 27.
[50] A. Bergmans, Middeleeuwse muurschilderingen in de 19de eeuw, p 217.
[51] A. Bergmans, Middeleeuwse muurschilderingen in de 19de eeuw, p 221.
[52] M. Anteunis, Iconografie van kanunnik P.J. Triest, Gent, Broeders van Liefde, 2000, p. 264.
[53] Volgens ‘L. Collin, et. al., Het Gentse bisschopshuis. Monument van vroege neogotiek, Gent, Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, 1993, p.49’ werd de kapel van het bisschopshuis beschilderd in neogotische stijl door een zekere Emile Goethals (1892) die gespecialiseerd was in religieuze en burgerlijke muurschilderingen. Naar alle waarschijnlijkheid gaat het hier echter over Remi Goethals.
[54] SA, De Denderbode, 20 december 1896, geraadpleegd via https://aalst.courant.nu op 8 oktober 2019.
[55] RG, Archief van de Sint-Amandusparochie te Iddergem (1648-1927), nr. 56.
[56] RG, Archief van de Sint-Amandusparochie te Iddergem (1648-1927), nr. 56.
[57] IOE, https://inventaris.onroerenderfgoed.be
/erfgoedobjecten/8162, geraadpleegd op 8 oktober 2019.
[58] RG, Archief van de kerkfabriek en parochie Heilig Kruis te Boekhoute, nr. 25.
[59] RG, Archief van de Sint-Amandusparochie te Iddergem (1648-1927), nr. 56.
[60] Vouten: gewelven.
[61] RG, Archief van de Sint-Amandusparochie te Iddergem (1648-1927), nr. 56.
[62] RG, Archief van de Sint-Amandusparochie te Iddergem (1648-1927), nr. 56.
[63] A. Bergmans, Middeleeuwse muurschilderingen in de 19de eeuw, p. 218.
[64] A. Bergmans, Middeleeuwse muurschilderingen in de 19de eeuw, p. 218.
[65] Lijmverf: verf met dierlijke lijm (bv. huidenlijm) als bindmiddel.
[66] Wasverf: verf met (bijen)was als bindmiddel.
[67] G. Everaert, In geuren en kleuren. Deel 2: technieken, p. 4 en 9. In Tijdschrift voor Industriële Cultuur, 1999, Deel 68/2.
[68] RG, Archief van de kerkfabriek en parochie Sint-Martinus te Petegem-aan-deSchelde, nr. 24.
[69] F. De Potter en J. Broeckaert, Geschiedenis der gemeente Lede, 1897, p.64.
[70] SA, De Denderbode, 22 september 1901, geraadpleegd via https://aalst.courant.nu op 8 oktober 2019.
[71] SA, De Volksstem, 21 november 1896, geraadpleegd via https://aalst.courant.nu op 8 oktober 2019.
[72] J. Van Cleven, Sint-Lucasateliers in de plastische kunsten en de toegepaste kunst, p. 281.
[73] SA, De Volksstem, 21 november 1896, geraadpleegd via https://aalst.courant.nu op 8 oktober 2019.
[74] W. Wouters, Broeders en baronnen, p. 157.
[75] SA, De Denderbode, 20 december 1896, geraadpleegd via https://aalst.courant.nu op 8 oktober 2019.
[76] IOE, https://inventaris.onroerenderfgoed.be
/erfgoedobjecten/61145, geraadpleegd op 8 oktober 2019.
[77] T. Coomans, Veel zorgen, weinig zorg. De lotgevallen van negentiende-eeuwse kerkgebouwen in de twintigste eeuw in België, p. 137. In: A. Bergmans, J. De Maeyer, et. al., Neostijlen in de negentiende eeuw. Zorg geboden?, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2002, p. 131-160.
[78] IOE, https://inventaris.onroerenderfgoed.be/
erfgoedobjecten/48603
, geraadpleegd op 8 oktober 2019.
[79] IOE, https://inventaris.onroerenderfgoed.be/
aanduidingsobjecten/10432, geraadpleegd op 8 oktober 2019.
[80] T. Coomans, Veel zorgen, weinig zorg, p. 147.
[81] T. Coomans, Veel zorgen, weinig zorg, p. 152.
[82] R. Willaert, http://werknemers.
rubenwillaert.be/Restauratie/
projecten/restauratie-olv-vrouwkerk, geraadpleegd op 4 januari 2020.
[83] A. Bergmans, Middeleeuwse muurschilderingen in de 19de eeuw, p. 218.
[84] L. Tirez, Honderd jaar geleden. De verbouwingen aan de Heilig-Kruiskerk, https://deuzie.be/artikels/17-12-09.htm, geraadpleegd op 15 september 2019.
[85] IOE, https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/61145, geraadpleegd op 3 januari 2020.
[86] I. Geelen, Het passieretabel in de Sint-Salvatorskathedraal van Bruggel: een historische en stilistische studie, p. 95. In: Bulletin van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (2009-2012), 33, p. 91-100.
[87] IOE, https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/50003, geraadpleegd op 3 januari 2020.
[88] RG, Archief van de kerkfabriek en parochie Sint-Pietersbanden te Hamme, 1493-2009, nr. 36.
[89] Puimen: een oppervlak met puimsteen gladwrijven voordat men het beschildert.
[90] RG, Inventaris van het archief van de Sint-Amandusparochie te Iddergem (1648-1927), nr. 56.
[91] RG, Archief van de kerkfabriek en parochie Sint-Martinus te Oordegem, nr. 22.
[92] RG, Archief van de kerkfabriek en parochie Sint-Pietersbanden te Hamme, 1493-2009, nr. 36.
[93] Boiseries: lambrisering.
[94] Jubé: doksaal.
[95] Cireren: boenen.
[96] RG, Inventaris van het archief van de Sint-Amandusparochie te Iddergem (1648-1927), nr. 56.
[97] UG, Jubelfeest van den XXVsten verjaardag der Stichting van St-Lucasschool, p. 25.
[98] In 1951-1953 werd een nieuwe parochiekerk opgetrokken. Zie: D. Van de Perre, De interbellumkapel van het Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis van Aalst, p. 98-99. In: Het Land van Aalst, 71, 2019, p. 91-124.
[99] H. Strypens, Onder de toren van de Aalsterse Sint-Jozefkerk 1789-1914, Aalst, Eigen beheer, 2016, p. 88.
[100] RG, archief van de kerkfabriek en parochie Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart te Sint-Maria-Horebeke, nr. 18.
[101] RG, Archief van de kerkfabriek en parochie Sint-Pietersbanden te Hamme, 1493-2009, nr. 36.
[102] RG, archief van de kerkfabriek en parochie Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart te Sint-Maria-Horebeke, nr. 18.
[103] S. Versavel, Sint-Gorik. Het verhaal van het kerkgebouw en het parochiaal leven van 1848 tot 1980, Haaltert, Heemkundige Kring, 2017, p. 65.
[104] Met de ‘Nazareners’ wordt een genootschap van Duitse kunstschilders bedoeld dat actief was in de eerste helft van de negentiende eeuw. Ze worden tot de Duitse romantiek gerekend.
[105] J. Van Cleven, Sint-Lucasateliers in de plastische kunsten en de toegepaste kunst, p. 298.
[106] M. Anteunis, Iconografie van kanunnik P.J. Triest, p. 264.
[107] J. Van Cleven, Sint-Lucasateliers in de plastische kunsten en de toegepaste kunst, p. 299.
[108] M. Anteunis, Iconografie van kanunnik P.J. Triest, p. 264.
[109] RG, Archief van de kerkfabriek en parochie Sint-Pietersbanden te Hamme, 1493-2009, nr. 36.
[110] RG, Archief van de kerkfabriek en parochie Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart te Bassevelde, nr. 65; Heemkundige kring Oud-Wachtebeke, Geschiedenis van de parochie Wachtebeke-Overslag en het kerkgebouw, Wachtebeke, Heemkundige Kring, 1995, p. 102; RG, Archief van de kerkfabriek en parochie Sint-Mattheus te Munkzwalm, nr. 41.
[111] IOE, https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/18721, geraadpleegd op 7 december 2019.
[112] M. Anteunis, Iconografie van kanunnik P.J. Triest, p. 252.
[113] Voor een uitgebreide iconografische analyse van deze levensbomen, zie: M. Anteunis, Iconografie van kanunnik P.J. Triest, p. 255-264.
[114] De Gilde van Sint-Lucas en Sint-Jozef kende drie soorten leden: ereleden, gildebroeders en gildeleden.
[115] UG, Gilde van Mijne Heeren Sint Lucas en Sint Joseph, Costumen en regelen der gilde, p. 5.
[116] W. Wouters, Broeders en Baronnen, p. 212.
[117] UG, Jubelfeest van den XXVsten verjaardag der Stichting van St-Lucasschool, p. 22.
[118] UG, Jaarboek 1902-1904 van de Gilde van Sint-Lucas en Sint-Jozef, p. 28.
[119] UG, Tentoonstelling der Gilde van St. Lucas en St. Jozef, 1907, p.31.
[120] J. Van Cleven, Sint-Lucasateliers in de plastische kunsten en de toegepaste kunst, p. 288.
[121] Hij vestigde zich in de Collegestraat in Sint-Niklaas. SG, Dienst Burgerzaken, Bevolkingsarchief.
[122] IOE, https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/79371; https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/76555; https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/77682, geraadpleegd op 8 oktober 2019.
RG, Archief van de kerkfabriek en parochie Sint-Anna te Bottelare, nr. 18;
RG, Archief van de kerkfabriek en parochie Sint-Pietersbanden te Uitbergen, nr. 15;
RG, Archief van de kerkfabriek en parochie Sint-Christoffel te Scheldewindeke, nr. 16;
RG, Archief van de SintMartinusparochie te Sint-Lievens-Esse, nr. 8.
[123] RG, Archief van de kerkfabriek en parochie Alle Heiligen te Nederzwalm, nr. 41.
[124] SA, De Volksstem, 22 maart 1931, geraadpleegd via https://aalst.courant.nu op 8 oktober 2019.
1 Comment
Luc de Kezel · juli 14, 2020 at 10:34 am
Zeer interessant artikel, goede research, vlot geschreven. Proficiat aan de auteur!